2mh taalverzorging spelling hoofdstuk 1 - 2 - 3: hoofdletters en leestekens + werkwoordspelling

Welkom!
Taalverzorging: spelling
H2: Hoofdletters en leestekens

Lesdoel: Ik kan hoofdletters en leestekens juist gebruiken.
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Taalverzorging: spelling
H2: Hoofdletters en leestekens

Lesdoel: Ik kan hoofdletters en leestekens juist gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 2 - Woordweb

Even herhalen...
1. Hoofdletters:
- aan het begin van een zin: Het feest duurt tot tien uur.
- Als de zin met 's begint, verschuift de hoofdletter: 's Middags eet ik brood.
- Bij namen: Turfstraat, SP,  Apeldoorn, Kerstmis, Coca-Cola
- Bij woorden die van namen zijn gemaakt: Oost-Europese, Chinese

Slide 3 - Tekstslide

Nieuwe leerstof!
1. De Komma:
- Tussen twee persoonsvormen: Toen Jan in de winkel was, kocht hij een brood.
- Tussen de delen van een opsomming (behalve voor 'en')
- Na een naam of uitroep aan het begin van een zin
- Voor voegwoorden: maar, doordat, want, nadat, omdat, terwijl, voordat, zodat, zodra. 

Slide 4 - Tekstslide

Nieuwe leerstof!
2. Dubbele punt en citaat

Wat is het verschil?
Jasper zei: "Overmorgen ben ik jarig."
Jasper zei dat hij overmorgen jarig is. 

Slide 5 - Tekstslide

Nieuw leerstof
2. Dubbele punt en citaat
Dubbele punt: laat zien dat je iets aankondigt of opsomt
Citaat: Als iemand iets in directe rede, letterlijk zegt. Het citaat wordt tussen aanhalingstekens gezet. 
Jasper zei:  'Overmorgen ben ik jarig.'
Danique vroeg: 'Wie heeft zin in een potje voetbal?'
'Overmorgen ben ik jarig' , zei Jasper.
'Wie heeft zin in een potje voetbal?' vroeg Danique. 

Slide 6 - Tekstslide

Juist of fout? Jan kocht een cadeau voor zijn moeder want, ze was jarig.
A
Juist
B
Fout

Slide 7 - Quizvraag

Juist of fout? 'Het is vandaag een prachtige dag' zei de buurman.
A
Juist
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Juist of fout: Ik houd van paarden, katten, schildpadden, en vissen.
A
Juist
B
Fout

Slide 9 - Quizvraag

Aan de slag!

1. Maak je huiswerk. Kijk op de werkwijzer.

Slide 10 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging: spelling
H1: de persoonsvorm spellen

Lesdoel: Ik kan de persoonsvorm in tegenwoordige tijd en verleden tijd spellen.

Slide 11 - Tekstslide

Later […] je vast een beroemde muzikant.
A
wordt
B
word
C
worden
D
werd

Slide 12 - Quizvraag

Ik […] nooit tegenliggers met mijn koplampen.
A
verblind
B
verblindt
C
verblindde
D
verblond

Slide 13 - Quizvraag

De spion […] (vermoeden) dat zijn tegenstanders hem niet herkenden.
(Verleden tijd)

A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoeden
D
vermoedden

Slide 14 - Quizvraag

De supporters […] (juichen) toen de kampioenen naar hen zwaaiden.

A
joegen
B
juichde
C
juichte
D
juichten

Slide 15 - Quizvraag

Aan de slag
Maak je huiswerk.

Slide 16 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging: spelling
H3: het voltooid deelwoord



Lesdoel: Ik kan de voltooide deelwoorden goed spellen.

Slide 17 - Tekstslide

Theorie: werkwoordspelling
3 mogelijkheden:
1. PV in tegenwoordige tijd: stam + t (behalve bij 'ik' en 'jij' achter de stam)
2. PV in verleden tijd: stam + te(n)of de(n) (gebruik 't exkofschip)
~> sterke werkwoorden: geen kofschip!
3. Werkwoord in voltooide tijd: PV = zijn, hebben of worden. 
~> ge + stam + t of d (gebruik 't exkofschip)

Slide 18 - Tekstslide

Nieuwe theorie: voltooid deelwoord als BN
Een voltooid deelwoord wordt vaak gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.
Regel: schrijf zo kort en zo eenvoudig mogelijk
Bv: De trui is gebreid - de gebreide trui
Het werkstuk is geprint - de geprinte trui
Het kind werd gered - het geredde kind
Het schilderij is gestolen - het gestolen schilderij

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 20 - Tekstslide

Welkom!
Taalverzorging: spelling
H5: Verkleinwoorden


Lesdoel: Ik kan verkleinwoorden goed spellen.

Slide 21 - Tekstslide

Theorie: Verkleinwoorden
Van zelfstandige naamwoorden kun je verkleinwoorden maken. Meestal doe je dit door het achtervoegsel - je toe te voegen.
Let op:
stoel - stoeltje                                         boom - boompje
ketting - kettinkje                                  auto - autootje
stem - stemmetje                                  ring - ringetje
tosti - tostietje                                         baby - baby'tje

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
1. Maken opdr. 1 t/m 6 blz. 144 - 145
--> Als je de opdrachten afhebt, dan vraag je een antwoordenblad!

2. Klaar? Dan mag je muziek luisteren!
- Extra oefening werkwoordspelling OF
- Nieuw Nederlands online: 
H4 - taalverzorging - lastige werkwoordsvormen: opdr. 6 - 7 - 8  - 9
H5 - taalverzorging - verkleinwoorden: opdr. 6 - 7 - 8 - 9




Slide 23 - Tekstslide