Verschil PSV en BZV

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

Ik ben vroeg opgestaan.

IK

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Wij staan altijd om zeven uur op.

WIJ

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Heb je onze nieuwe hond al gezien?

JE

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Heb je onze nieuwe hond al gezien?

ONZE

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hebben jullie een Duitse herder?

JULLIE

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hij heeft jouw oom bij het station gezien.
HIJ

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hij heeft jouw oom bij het station gezien.
JOUW

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Dat klopt, mijn oom is stationschef.

MIJN

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Waarom heeft jouw broer zijn zondagse pak aan?
JOUW

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Waarom heeft jouw broer zijn zondagse pak aan?
ZIJN

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Is die mooie fiets van jou?

JOU

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Ik dacht dat de jouwe veel ouder was.

IK

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Mag ik uw kaartjes even zien?

UW

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Heeft haar broertje onze ruit stukgegooid?
HAAR

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Is deze fiets van u?

U

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hoe vinden jullie je nieuwe leraar?

JULLIE

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hoe vinden jullie je nieuwe leraar?

JE

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Die Ford is toch niet van hem?

HEM

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Dat hebben ze ons ook al een keer gevraagd.
ONS

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hier heeft u uw paraplu weer terug.

U

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Hier heeft u uw paraplu weer terug.

UW

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Heb je je kamer nu alweer veranderd?

JE (1e)

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Wat moet jij hier nou weer?

JIJ

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Heb je het ook al aan haar gevraagd?

HAAR

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Ze heeft haar haar alweer geverfd.

HAAR (1e)

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord