Voorvoegsels en achtervoegsels herhaling klas 1
Voorvoegsel: Plak je voor een woord. (bijvoorbeeld: on-. onleesbaar)
Achtervoegsel: Plak je achter een woord. (bijvoorbeeld: -loos. werkeloos)
Voor- en achtervoegsels geven betekenis aan een woord. (tegenstelling, iets kunnen).
Let op: Voor- en achtervoegsels zijn geen losse woorden.
Grondwoord/basiswoord: Losse woorden in hun basisvorm.
Voorbeeld: sociaal. -->asociaal.