classificatiesystemen/verpleegmodellen 16/5

Verpleegkundige modellen 
Ordenings-systemen / classificatiemodellen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Verpleegkundige modellen 
Ordenings-systemen / classificatiemodellen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na dit college kun je:
  • Het verschil tussen een verpleegkundig model en een classificatie / ordening systeem benoemen
  • Uitleggen wat het doel van een verpleegkundig classificatie systeem is
  • Vier classificatie / ordenings systemen benoemen
  • Uitleggen hoe een classificatie systeem het verpleegkundig proces ondersteunt. 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verpleegkundige modellen
  • Een model is een rationele, vereenvoudigde, abstracte weergave van de werkelijkheid. Bedoeld om kennis en inzicht te verkrijgen in een complexe werkelijkheid, zodat die begrepen en beheerst kan worden. (www.encyclo.nl)
  • Een verpleegkundig model is een schematische voorstelling van de verpleegkundige werkelijkheid. 
  • Het is een hulpmiddel om zorg in woorden uit te drukken, gegevens te verzamelen, interventies te bepalen en te evalueren.
  • Een verpleegkundige theorie of een model geeft een visie op verpleging; het zet je aan om in een bepaalde richting te denken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verpleegkundige modellen
Verpleegkundige modellen beschrijven de relatie tussen vier samenhangende begrippen: de mens, de omgeving, de gezondheid en het verpleegkundig handelen. 
Door die relatie te beschrijven wordt onder andere duidelijk:
  1. wat het doel van verplegen is
  2. welke gegevens je moet verzamelen om de zorgbehoefte vast te kunnen stellen
  3. waar verpleegkundige interventies zich op moeten richten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden verpleegkundige modellen
Model van Henderson: behoefte model, 
  • Verpleegkundige zorg nodig is als er onvoldoende tegemoetgekomen wordt aan een behoefte van een mens, en als die persoon zelf niet in staat is om dit tekort aan te vullen.
Adaptatiemodel van Roy : uitkomstmodel
  • Een uitkomstmodel is een model waarin de nadruk ligt op de uitkomst, of het resultaat van verplegen. Gebruikt in de GHZ. Een mens is continue erop gericht om  evenwicht met de omgeving te bereiken en in stand te houden (adaptatie). Adaptatie betekent letterlijk aanpassing.
Zelfzorgmodel van Orem: behoefte model
  • Mensen hebben volgens Orem drie soorten behoeften: universele, ontwikkelingsgebonden en gezondheidsgebonden zelfzorgbehoeften. Zelfzorg is doelgericht. 


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waarom denk je dat het belangrijk is om een verpleegmodel te hebben?

Slide 6 - Open vraag

Een verpleegmodel is een beschrijving van hoe de zorg goed overwogen, gepland en uitgevoerd moet worden. Men spreekt alleen van een model wanneer de theorie, de praktijk en de documentatie overeenstemmen. Het voordeel van een model is dat er duidelijke richtlijnen gegeven worden en dat daardoor iedereen dezelfde lijn kan volgen.
Wat is een classificatiemodel?
  •  Ook wel ordeningsprincipe genoemd
  • Geeft richting, structuur en betekenis aan het verzamelen, interpreteren en groeperen van gegevens. 
  • Een classificatie geeft ook structuur aan het verpleegplan.
  • Een verpleegkundig model geeft richting aan het classificatiesysteem

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk om binnen de verpleegkunde met een classificatiemodel te werken?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen!
Een goede classificatie:
  • verkleint de kans dat bij je het verzamelen van gegevens zorgaspecten vergeet;
  • biedt houvast bij het opstellen van standaardverpleegplannen en individuele verpleegplannen;
  • Men spreekt dezelfde taal: maakt uitwisseling van gegevens beter mogelijk.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden classificatiemodel
  •  Bij Nanda-I/NIC/NOC orden je de diagnoses, interventies en uitkomsten (internationaal)
  • Omaha System orden je je gegevens volgens aan-dachtsgebieden, soort actie en actievlakken. (internationaal)
  • International Classification of Functioning, Disability and Health, ICF
  • Gordon gegevens ordenen a.d.h.v. 11 patronen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nanda, NIC en NOC
De classificaties NANDA, NIC en NOC ondersteunen het volledige proces van verpleegkundig redeneren: van anamnese en diagnose tot uitvoering en evaluatie.
  • NANDA-I: een classificatie voor verpleegkundige diagnoses
  • NIC: een classificatie voor verpleegkundige interventies
  • NOC: een classificatie voor verpleegkundige resultaten of zorgresultaten/uitkomsten van zorg


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NNN
NNN  
verpleegkundig proces

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld NNN
NANDA Diagnose
Risico op vallen
  • tgv cognitieve stoornissen/ mobiliteitsstoornissen
NOC: zorgresultaten
  • mobiliteit (lopen, verplaatsingsvermogen, functioneren van lichaamspositie)
  • evenwicht (lichaamshouding)
  • kennis: valpreventie
NIC: interventies
  • Valpreventie
  • voorlichting
  • positionering

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omaha system

Maatschappelijke gezondheidszorg en thuiszorg 
In het Omaha System worden problemen, interventies en zorgresultaten geclassificeerd.
4 domeinen:
  • omgevingsdomein
  • psychosociaal domein
  • fysiologisch domein
  • gezondheidsgerelateerd gedragsdomein   
42 aandachtsgebieden   

Slide 14 - Tekstslide

Omaha System kent 42 aandachtsgebieden verdeeld over vier domeinen: 1 omgevingsdomein 2 psychosociaal domein 3 fysiologisch domein 4 gezondheidsgerelateerd gedragsdomein. 
In Omaha System wordt niet gewerkt met doelen maar met uitkomsten. Deze uitkomsten worden per aandachtsgebied weergegeven in scores op drie terreinen:
1-Status van de signalen en symptomen = hoe ernstig zijn de signalen en symptomen?
2-Kennis = wat een cliënt weet. Het vermogen van de cliënt om informatie te onthouden, te begrijpen en te interpreteren.
3-Gedrag = wat een cliënt doet. Je verwacht dat het gedrag van de cliënt bijdraagt aan zijn gezondheid, dus dat het gedrag zo is dat de signalen en symptomen minder ernstig worden of dat de cliënt ermee om kan gaan. En dat de cliënt dat wat hij weet over zijn situatie kan omzetten in gedrag dat voor zover mogelijk bijdraagt aan zijn gezondheid.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ICF
  • ICF is opgebouwd uit componenten, domeinen, categorieën en typeringen
  • Het menselijk functioneren wordt vanuit drie perspectieven beschreven: 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel patronen hanteert Gordon?
A
7
B
10
C
11
D
14

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

11 gezondheidspatronen van Gordon

  • De 11 gezondheidspatronen van Gordon omvatten alle aandachtsgebieden van een mens
  • Al deze 11 gezondheidspatronen hangen met elkaar samen en beïnvloeden elkaar


i

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezondheidspatronen van Gordon
  1. Gezondheidsbeleving en instandhouding 
  2. Voeding en stofwisseling 
  3. Uitscheiding 
  4. Activiteiten 
  5. Slaap/rust 
  6. Waarneming en cognitie 
  7. Zelfbeleving 
  8. Rollen en relaties 
  9. Seksualiteit, voortplanting 
  10. Stress verwerking 
  11. Waarden en overtuiging 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afnemen anamnese volgens Gordon
1. Schetst een volledig beeld van de algehele gezondheidstoestand
2. Elke zorgvraag kent een combinatie van oorzaken ( voorbeeld huidaandoening)
3. Gaat uit van 11 patronen
4. De invloed van de zorgvragen op elkaar kun je hiermee in kaart brengen
5. En je hebt aandacht hoe de zorgvrager de problemen beleeft
6. gezondheidsbeleving is bepalend voor de ernst van de zorgvraag en de manier van behandelen

Slide 22 - Tekstslide

Een anamnese volgens (Marjory) Gordon, schetst een volledig beeld van de algehele gezondheid van
de patiënt. Marjory was overtuigd dat een zorgvraag vaak een combinatie van oorzaken kent.
Een huidaandoening is cosmetisch dermatologisch te verhelpen, maar heeft mogelijk somatisch een
slechte voedingstoestand als oorzaak. Het verhelpen van de aandoening vraagt soms om zowel een
dermatologisch als een voedingsdeskundige behandeling.
De Gordon anamnese gaat uit van 11 gezondheids-categorieën (patronen) waarmee de zorgvragen
opzich maar ook de invloed van de zorgvragen op elkaar in kaart worden gebracht. Een Gordon
anamnese besteed ook aandacht aan hoe de patiënt zijn zorgvragen zelf beleeft. De gezondheidsbeleving van de patiënt blijkt bepalend voor de ernst van de zorgvraag en de wijze van behandelen.
Voordelen afnemen Anamnese volgens Gordon

Slide 23 - Tekstslide

1 gebieden, patronen, wanneer die systematisch doorlopen worden krijgt men een totaal beeld van de zorgvrager. Bij ieder patroon horen aandachtsgebieden en bijbehorende vragen die tijdens een opname gesprek of tussentijds gesteld kunnen worden. Het gaat erom om het verschil tussen de bestaande situatie en wenselijke situatie in kaart te krijgen.
Welke 3 vragen zou je kunnen bedenken per gezondheidspatroon?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen zou je kunnen stellen bij de patronen?
1. Gezondheidsbeleving en instandhouding

 
Hoe zou u uw dagelijkse gezondheid omschrijven?
Wat zou u als uw grootste beperking of zorgvraag noemen?
Wat is uw ervaring met het opvolgen van doktersadvies?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Voeding/stofwisseling

Hoe ziet uw dagelijkse vocht en voedings-intake eruit?
Hoe stabiel bent u op gewicht?
Ondervind u problemen met eten of drinken?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Uitscheidingspatroon

Hoe regelmatig heeft u ontlasting?
In wat voor mate is er bij u sprake van transpiratie?
Ondervind u problemen met de stoelgang?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Activiteiten

 
Hoe ziet uw dagelijkse lichamelijke beweging eruit?
Bij welke dagelijkse handelingen ondervindt u problemen?
In hoeverre kunt u voorzien in uw eigen ADL?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Slaap/rust

 
Hoeveel uur slaapt u gemiddeld per nacht?
Hoe zou u uw slaapbehoefte omschrijven?
Heeft u (medicinale) hulp nodig om in slaap te komen?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Cognitie

 
Hoe zou u de kwaliteit van uw zintuigelijke waarneming
omschrijven?
Ondervind u problemen ten gevolge van geheugenverlies?
Lukt het u om nieuwe vaardigheden aan te leren?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Zelfbeleving

Hoe zou u uw eigen lichamelijke en mentale conditie
omschrijven?
Hoe zou u zichzelf omschrijven?
Hoe zou u uw levenskwaliteit omschrijven?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Rollen/relaties

Hoe ziet uw actuele gezinssituatie eruit?
Heeft uw ziekzijn nog gevolgen voor de thuissituatie?
Wie is uw eerste aanspreekpunt?
Heeft u moeite met de spraak?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. Seksualiteit/voortplanting

Bent u seksueel actief?
Zijn er ziekte(gevolgen) van invloed op het vervullen van uw
seksuele behoefte?
Ondervind u problemen bij het vervullen van uw seksuele
behoefte?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10. Stressverwerking

Wat zijn grote levensgebeurtenissen geweest in uw leven?
Hebben zich recent grote levensgebeurtenissen voorgedaan in
uw leven?
Hoe reageert u op en gaat u om met stressvolle situaties?

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11. Waarden/geloofsovertuiging

Leeft u volgens een geloofsovertuiging?
Kent uw dag religieuze tradities of andere uitingen van religie?
Wilt u gebruik maken van geestelijke verzorging?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk classificatiesysteem
lijkt je handig om mee te werken
en waarom?

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen
een verpleegkundig model
en een classificatie systeem?

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies