2.9 max sterke ww en meervoud ZN

Spelling 
H2 vwo 1
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling 
H2 vwo 1

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les
  • je weet wat een sterk werkwoord is
  • je weet hoe je meervouden van ZN schrijft

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

meervouden zelfstandige naamwoorden
  • zet -en achter het enkelvoud ->dag-dagen
  • verandert de klank? pas het woord aan ->glas-glazen
  • +s-> drempel-drempels
  • eindigt het woord op -a,-o, -u, -i, -y -> 's  -> oma- oma's ->     Ik hOU vAn Ys (ezelsbruggetje)
  • schrijf je de lange klinker met meer letters of met een letter met accent-> dan eindigt meervoud op -s (vb: shampoo-shampoos, cowboy-cowboys)
  • sommige woorden hebben 2 vormen meervoud ->                            gedachte-gedachtes-gedachten

Slide 5 - Tekstslide

Het meervoud van grens is:
A
grensen
B
grenszen
C
grenzen
D
grens heeft geen meervoud

Slide 6 - Quizvraag

Meervoud van party
A
parties
B
partys
C
party's
D
partie's

Slide 7 - Quizvraag

Het meervoud van farao is:
A
faraos
B
faros
C
farao's

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van etui
A
etuis
B
etui 's

Slide 9 - Quizvraag

Meervoud van: rugtas
A
Rugtas
B
Rugtasen
C
Rugtassen
D
Rugtaassen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'boef'.
A
boeven
B
boefen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 12 - Quizvraag

Het meervoud van garage is:
A
garages
B
garage's

Slide 13 - Quizvraag

Het meervoud van accu is:
A
accus
B
accu's
C
accuus
D
accuu's

Slide 14 - Quizvraag

wat is het meervoud van kroon
A
kroonnen
B
kronen

Slide 15 - Quizvraag

wat is het meervoud van kluif
A
kluifen
B
kluiven

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van dak?
A
dakken
B
daken

Slide 17 - Quizvraag

Het meervoud van kano is:
A
kanoos
B
kano's
C
kanoën

Slide 18 - Quizvraag

wat is het meervoud van haas
A
hasen
B
hazen

Slide 19 - Quizvraag

wat is het meervoud van huis
A
huizen
B
huisen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het meervoud van tante?
A
tantes
B
tante's

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van duif?
A
duiven
B
duifen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het meervoud van pyjama?
A
pyjamaas
B
pyjama's

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Link

oefen de dicteewoorden!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link