Skills verpleegkundig rekenen

Skills MVZ19 

Donderdag 7-01-2021
Wopke en Anke
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Skills MVZ19 

Donderdag 7-01-2021
Wopke en Anke

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Oefenen in het skills
Oefenen met medisch rekenen ( voor wie wil)

Slide 2 - Tekstslide

Rekentoets
Donderdag 21 januari toets medisch rekenen.
Onderwerpen:
Verdunnen
Oplossen
Medicatie ( vast en vloeibaar)
Vochtbalans

Slide 3 - Tekstslide

Rekentoets
Simone Beelen: verdunnen
Lucas Berg: hele toets
Manuel Fokkens: oplossen en vochtbalans
Denise Tichelaar oplossen en verdunnen
Iris van Weeghel: hele toets 
Daphne v/d Brink: hele toets 
Sarah van Pijlen: hele toets 

Daniek Bor: helemaal nog geen toets gemaakt

Slide 4 - Tekstslide

Vaste medicatie
Bereken hoeveel grammen en of hoeveel tabletten

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Even oefenen
Een patiënt met de ziekte van Parkinson moet 5 maal daags 250 mg Levodopa/carbidopa en 1 maal daags 375 levodopa/cardidopa voor het slapen toegediend hebben. Aanwezig zijn tabletten van 125 mg.

Hoeveel tabletten moet de patiënt per dag toegediend krijgen ? 

5 tabletten
12 tabletten
13 tabletten  

Slide 7 - Tekstslide

Antwoord:
5 x dd 250 mg = 1250 mg
1x dd 375 mg = 375 mg
Totaal moet deze patiënt hebben: 1625 mg
Je hebt tabletten van 125 mg

1625: 125 = 13 tabletten 

Slide 8 - Tekstslide

Vloeibare medicatie
Bereken hoeveel ml  je een zorgvrager moet geven.

Kijk ook altijd goed naar hoe vaak je iets moet geven, dus bv per dag (etmaal) of per keer, per uur etc!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Even oefenen
Mevrouw van Asten heeft last van een allergische huidaandoening. 
De huisarts schrijft
terfadinedrank voor, deze bevat 6 mg/mL.
Je moet mevrouw van Asten 90 mg per 24 uur in twee gelijke doses geven.

Hoeveel mL drank geef je per etmaal? 

Slide 11 - Tekstslide

Antwoord
Mw moet 90 mg hebben per 24 uur ( = een etmaal)
In twee gelijke dosis.
Je hebt een drank die 6 mg/ml bevat
Je moet 90 mg hebben ( hoeveel keer gaat 6 in 90)
90: 6 = 15 ml per dag ( etmaal)
dat moet je verdelen over 2 dosis dus 15 : 2 = 7,5 mg per keer

Slide 12 - Tekstslide

Vochtbalans
Bij een vochtbalans bereken je wat er in en uit gaat.
Is de vochtbalans positief of negatief?

Positief: Meer vocht opgenomen dan uitgescheiden
 ( overvullen)

Negatief: Meer vocht uitgescheiden dan opgenomen
( uitdrogen)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Even oefenen
Mevrouw van Groningen, heeft een vochtinfuus van 2500 ml per 24 uur. Zij eet 2 bekertjes yoghurt van 150 ml . Vervolgens dronk zij 2 bekers thee van 150 ml. Mevrouw van Groningen kon niet plassen en daarom werd zij gekatheteriseerd: 2200 ml. Daarnaast heeft zij 3 keer gebraakt, 1 keer 150 ml, de 2e keer 100 ml en de 3e keer 200 ml.

Maak de vochtbalans op; Heeft mw. Van Groningen een positieve of een negatieve vochtbalans?

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord
De vochtbalans van mw van Groningen is  Positief . 

Ze heeft meer opgenomen dan uitgescheiden

Slide 16 - Tekstslide

Verdunnen
Formule:

% van het voorschrift x aantal ml voorschrift
________________________________
% aanwezige hoeveelheid

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Even oefenen
Aanwezig een chlooroplossing van 1%. Je moet 100 ml Chlooroplossing 0.05% maken.



     a. Hoeveel ml van de chlooroplossing 1% gebruik je uit de voorraad? 




     b. Hoeveel ml water moet er worden toegevoegd? 

Slide 19 - Tekstslide

Antwoord
0.05 x 100 ml = 5
-----------
1    

 a. Hoeveel ml van de chlooroplossing 1% gebruik je uit de voorraad? (5 ml)

     b. Hoeveel ml water moet er worden toegevoegd? ( 95 ml) 

Slide 20 - Tekstslide

Oplossen
Kijk altijd goed  WAT je moet uitrekenen.
ML? MG? IE?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Even Oefenen
Je hebt 20 liter Halamidoplossing 0,1% Hoeveel g Halamid zit hierin? 

tip:  % x 10 geeft aan hoeveel ml/ mg

Slide 23 - Tekstslide

Uitreken hoeveel ml je moet geven:
Hou dan de formule aan:

(% aanwezig x 10 = aantal mg/ml)

Voorschrift : aanwezig per  1 ml


Slide 24 - Tekstslide

Antwoord
0,1 % X 10 is 1 mg per ml
1 gram is 1000 mg
In  1 ml zit dus 1: 1000 = 0,001 gram
Nu heb je niet 1 ml maar 20 liter!
Reken eerste naar en liter.
in een liter gaat 1000ml
Als in 1 ml 0,001  gram zit, dan zit in 1000ml 1000x zoveel dus: 1 gram.
Je hebt 20 liter, dus in 20 liter zit 20x 1 = 20 gram



Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

IE even oefenen
Bij mevrouw Meijer zijn de bloedsuikerwaarden wat ontregeld.
Je krijgt de opdracht om haar 0,6 mL Insulatard® te injecteren. De injectieflacon bevat 100 E/mL. Hoeveel eenheden Insulatard® zijn dit? 

Slide 27 - Tekstslide

Antwoord
Formule:
Voorschrift ( wat moet er gegeven worden) : aanwzig in een ml = aantal ml
             
Wat weet je:aantal 
Voorschrift (in dit geval hoeveel IE)  :100IE /ml = 0,6 ml

0,6 X 100 = 60 E

Slide 28 - Tekstslide

Succes!

Slide 29 - Tekstslide