Quiz Module Basisvaardigheden BBL PW en GPM

we spelen straks de quiz met vragen over begrippen uit de modulen.
Je kunt de antwoorden aanklikken met je muis
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

we spelen straks de quiz met vragen over begrippen uit de modulen.
Je kunt de antwoorden aanklikken met je muis

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

oefen vraag.....
Hoe oud is Marieke
A
44
B
26
C
53
D
50

Slide 3 - Quizvraag

Wat kan vallen onder het 4 ogen principe?
A
een camera in de verschoonruimte
B
nooit alleen op de groep mogen staan
C
ouders kunnen op de camera meekijken
D
ouders mogen gedurende de dag langskomen

Slide 4 - Quizvraag

Waar staan de letters IKK voor
A
Indruk kinderen kinderopvang
B
inventarisatie kijk kinderopvang
C
inovatie kwaliteit kinderopvang
D
Inovatie Kwantiteit kinderopvang

Slide 5 - Quizvraag

Wat heb je nodig in je team om initiatief te nemen
A
Ballen
B
Vertrouwen en veiligheid
C
Durven en doorzettingsvermogen

Slide 6 - Quizvraag

wie is eindverantwoordelijk als een BBL-er een kind verzorgd?
A
Jij zelf natuurlijk
B
Manager
C
Collega
D
BPV begeleider

Slide 7 - Quizvraag

Wat is samenwerken?
A
Dingen samen doen
B
Vragen stellen aan elkaar
C
Elkaar helpen en samen afstemmen
D
Luisteren naar elkaar

Slide 8 - Quizvraag

Een dreumes roept "Bal" en wijst er naar.
A
Jij geeft de bal aan het kind
B
je rolt de bal weg
C
je vult de zin aan en rolt daarna de bal
D
Je houdt de bal bij je en doet net of je het niet hoort.

Slide 9 - Quizvraag

Praten en uitleggen is....
A
De belangrijkste interactievaardigheid
B
Veel praten en nazeggen
C
alles in één keer uitleggen
D
één van de 6 interactievaardigheden

Slide 10 - Quizvraag

wat houdt de sociaal emotionele ontwikkeling in?
A
Kinderen hebben het gezellig met elkaar
B
Stimuleren van taalgebruik
C
De persoonlijke ontwikkeling van het kind.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het doel van het begeleiden van interacties tussen kinderen?
A
Het versterken van de sociale vaardigheden
B
het leren deel uitmaken van een groep
C
leren omgaan met verschillen
D
zorgen dat ze geen ruzie krijgen

Slide 12 - Quizvraag

na het buiten spelen trekken kinderen hun schoenen uit en hangen hun jas op.
A
Sensitieve responsiviteit
B
Structureren en grenzen stellen
C
Respect voor de autonomie

Slide 13 - Quizvraag

welke stelling klopt niet?
A
Kapot speelgoed is niet veilig voor kinderen
B
Ieder kind mag in een buitenbedje slapen
C
Kinderen mogen onder toezicht buiten spelen
D
op elke groep wordt een dagritme gehanteerd

Slide 14 - Quizvraag

Welke factoren zijn belangrijk om goed te kunnen samenwerken en overleggen?
A
Lief zijn voor elkaar
B
Goed kunnen praten
C
Veiligheid
D
vertrouwen

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent Sensitief zijn?
A
Kinderen laten kiezen wat ze willen eten
B
Gevoelig zijn voor de signalen van het kind.
C
Regels duidelijk maken aan het kind
D
Zorgen dat het kind de PM-er lief vind.

Slide 16 - Quizvraag

welk voorbeeld valt onder het vier ogen principe ?
A
er staan 2 medewerkers op de groep
B
er moet altijd iemand meekijken of luiteren
C
het is prima als er even niemand op de groep is als er maar een camera aanwezig is.

Slide 17 - Quizvraag

wat bereik je als je respect hebt voor de autonomie?
A
Het kind krijgt een positief zelfbeeld
B
Gevoel van zelfvertrouwen
C
Het kind ontwikkelt bindingsangst
D
Het kind kan puitstekend met auto's spelen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is evalueren?
A
vooruitkijken , welke doelen wil je nog behalen?
B
bespreken welke activiteiten je gaat inzetten om je doel te behalen
C
terugkijken op dingen die zijn gebeurd
D
geen van deze antwoorden

Slide 19 - Quizvraag

Als ik reflecteer?
A
Dan kijk ik kritisch naar het gedrag van anderen
B
Dan kijk ik van een afstand oppervlakkig naar mijn gevoel
C
Dan kijk ik kritisch en op afstand naar mijn eigen handelen
D
Dan kijk ik in de spiegel naar de effecten

Slide 20 - Quizvraag

Tijdens de productevaluatie geef ik antwoord op vragen over hoe ik mijn doel heb behaald
A
Ja dat klopt precies!
B
Nee joh, dat doe ik tijdens de procesevaluatie
C
Ik heb helemaal geen doelen
D
geen van dit alles klopt

Slide 21 - Quizvraag

Ik ben enorm goed op weg deze module!
A
kom maar op met dat diploma
B
Ik heb nog een hoop te leren
C
ik functioneer beter dan mijn collega's
D
ik moet wennen aan het student zijn!

Slide 22 - Quizvraag

Bedankt!!!
Bedankt voor het 
meedoen!!!
succes met de afronding van je moduleopdracht!

Slide 23 - Tekstslide