Herhaling hoofdstuk 4- mavo 2

Herhaling hoofdstuk 4
Lezen
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 4
Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een feit?

Slide 2 - Open vraag

Wat is een onwaar feit?

Slide 3 - Open vraag

Wat is een mening?

Slide 4 - Open vraag

Waar begint een mening vaak mee?

Slide 5 - Open vraag

Wat is een argument?

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn signaalwoorden van argumenten?

Slide 7 - Open vraag

Lees tekst 1.
Noteer een zin uit alinea 1 die duidelijk
maakt wat het onderwerp van de tekst
is.

Slide 8 - Open vraag

Lees tekst 1.
Wat is het antwoord van Ronny op de
vraag van alinea 1?

Slide 9 - Open vraag

Lees tekst 1.
Welke uitleg geeft Ronny voor
zijn mening?

Slide 10 - Open vraag

Lees tekst 1.
Aan welke woorden zie je dat Ronny
zijn mening geeft en dat hij iets uitlegt?

Slide 11 - Open vraag

Lees tekst 1
Welke woorden in de eerste zin van
alinea 3 kondigen de mening van
Charlotte aan?

Slide 12 - Open vraag

Lees tekst 1
Hoeveel standpunten noemt Bas?
(alinea 4)

Slide 13 - Open vraag

Woordenschat

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een vast voorzetsel?

Slide 15 - Open vraag

Vul het voorzetsel in dat bij het werkwoord past:
De organisatoren van het feest doen onderzoek ... de wensen van de bezoekers.

Slide 16 - Open vraag

Vul het voorzetsel in dat bij het werkwoord past:
De gymleraar maakt bij het samenstellen va de teams geen onderscheid ... goed en slechte sporters.

Slide 17 - Open vraag

Vul het voorzetsel in dat bij het werkwoord past:
Hij moet zich bij de directeur verontschuldigen ... zijn brutale mond

Slide 18 - Open vraag

Vul het voorzetsel in dat bij het werkwoord past:
De meeste ouders zorgen heel goed .. hun kinderen.

Slide 19 - Open vraag

Vul het voorzetsel in dat bij het werkwoord past:
In mei bereiden veel leerlingen zich voor ... hun eindexamen.

Slide 20 - Open vraag

Vul het voorzetsel in dat bij het werkwoord past:
Via de krant en de televisie worden we bestookt .. reclame.

Slide 21 - Open vraag

Grammatica zinsdelen

Slide 22 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 23 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 24 - Open vraag

Hoe controleer je of de zinsdelen goed staan?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het gezegde?

Slide 26 - Open vraag

Wat is een splitsbaar werkwoord?

Slide 27 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm.
Dino verraste zijn ouders met ontbijt op bed.

Slide 28 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm.
Duizenden leraren namen deel aan de betoging tegen de bezuinigingen op het onderwijs.

Slide 29 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm.
Welke club heeft eigenlijk het basketbaltoernooi gewonnen?

Slide 30 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm.
Mijn oma vriest restjes eten altijd in.

Slide 31 - Open vraag

Noteer het onderwerp.
Ons land is sinds 1813 een monarchie.

Slide 32 - Open vraag

Noteer het onderwerp.
De zangeres Lady Gaga trad ooit op in een jurk van vlees.

Slide 33 - Open vraag

Noteer het onderwerp.
Zijn complete collectie langspeelplaten heeft mijn opa aan een liefhebber verkocht.

Slide 34 - Open vraag

Noteer het onderwerp.
Welke leerlingen hebben het lokaal zo keurig achtergelaten?

Slide 35 - Open vraag

Noteer het gezegde.
Volgende week gaat de tandarts Jordi's beugel verwijderen.

Slide 36 - Open vraag

Noteer het gezegde.
De overvallers hebben extreem gewelddadig gehandeld.

Slide 37 - Open vraag

Noteer het gezegde.
De docent geschiedenis stelde de toets twee keer uit.

Slide 38 - Open vraag

Noteer het gezegde.
Iedereen vanaf 14 jaar moet een identiteitsbewijs laten zien.

Slide 39 - Open vraag

Grammatica woordsoorten

Slide 40 - Tekstslide

Wat zijn de lidwoorden?

Slide 41 - Open vraag

Wat is een werkwoord?

Slide 42 - Open vraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 43 - Open vraag

Hoe kun je (vaak) controleren of het een zelfstandig naamwoord is.

Slide 44 - Open vraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 45 - Open vraag

Hoe noem je een voorzetsel ook wel?

Slide 46 - Open vraag

Noem minstens vijf verschillende voorzetsels.

Slide 47 - Open vraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
de-deze-een-het

Slide 48 - Open vraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
misschien-wat-welke-wie

Slide 49 - Open vraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
gebouwen-verbouwen-verhuizen-wonen

Slide 50 - Open vraag

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?
Armand- iemand- mens- opa

Slide 51 - Open vraag

Controleer!


- Alle opdrachten van hoofdstuk 4 gemaakt in je schrift?

- Alle opdrachten nagekeken en verbeterd?

- Alle online-taken (t/m woordsoorten) gemaakt?

- Alle reflecties (t/m woordsoorten) ingeleverd?

Maak de missende onderdelen!

Slide 52 - Tekstslide