Nederlands figuurlijk taalgebruik

Nederlands
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik



1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Letterlijk en figuurlijk taalgebruik



Slide 1 - Tekstslide

Programma
Theorie over letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Uitdrukking opzoeken in het woordenboek
Klassikaal oefenen
Zelfstandig aan de slag
Terugkoppeling

Slide 2 - Tekstslide

Spreekwoord of gezegde

Slide 3 - Woordweb

Verschil tussen letterlijk en figuurlijk
Als je ijs te lang buiten de vriezer houdt, smelt het.

Ik heb het zo warm, ik smelt bijna.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoe zoek je de betekenis van een woord op in het woordenboek?
Bij het eerste zelfstandige naamwoord:
onder de pannen zijn: pan

Is er  geen znw? Kijk dan bij het eerste belangrijke woord
Voorkomen is beter dan genezen: voorkomen

Slide 6 - Tekstslide

Toen we om 10 uur in het café aankwamen, was er nog geen hond
Letterlijk
figuurlijk

Slide 7 - Poll

Emine zag geen leuke hond, toen hij in het asiel ging kijken
Letterlijk
figuurlijk

Slide 8 - Poll

Leyla wil voor geen goud mee naar het museum
letterlijk
figuurlijk

Slide 9 - Poll

Jaylano kijkt zijn ogen uit tijdens het gamefestival
letterlijk
figuurlijk

Slide 10 - Poll

Zelf aan het werk
DV: NuNederlands
Ws hoofdstuk 1.3

PW: Taalblokken
Woordenschat 3f
Bouwsteen 1 en 2



Slide 11 - Tekstslide

Afsluiting
Is alles helder?
Heb je het nog op een rijtje?


Slide 12 - Tekstslide