Les 43 Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Planning
- introductie les
- wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
-zelf oefenen in Wikiwijs
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Planning
- introductie les
- wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
-zelf oefenen in Wikiwijs

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les
  • ben je bekend met het begrip letterlijk taalgebruik
  • ben je bekend met het begrip figuurlijk taalgebruik
  • ken je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Slide 2 - Tekstslide




Wat betekent het eigenlijk als je iets letterlijk of figuurlijk zegt?

Slide 3 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 4 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 5 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 6 - Tekstslide


Na deze les weet je 
wat figuurlijke taal is

Wat is figuurlijk taalgebruik? 
In het volgend filmpje wordt het verschil tussen LETTERLIJK en FIGUURLIJK taalgebruik uitgelegd.

Slide 7 - Tekstslide

                 Figuurlijk taalgebruik
Iemand gebruikt figuurlijk taalgebruik als hij wil overdrijven of als hij iets mooier wil maken.

Een voorbeeld: 'Ik heb het zó warm, ik smelt bijna !'

→Als je dit zegt, smelt je natuurlijk niet echt! Je kiest het woord om aan te geven dat je het écht warm hebt.

Slide 8 - Tekstslide

Letterlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik → Je bedoelt een uitspraak precies zoals je het zegt.

Bijvoorbeeld: 'Ga nu de klas uit!'

Slide 9 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk

Slide 10 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 11 - Tekstslide

Het zit hen allemaal mee.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 12 - Quizvraag

De toekomst lacht ons tegemoet.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 13 - Quizvraag

Door een roze bril kijken.
A
letterlijk taalgebruik
B
figuurlijk taalgebruik

Slide 14 - Quizvraag

Het schilderij springt van het doek.
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 15 - Quizvraag

In onze tuin staat de hoogste boom van de buurt.
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 16 - Quizvraag

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
gwn kip met rijst
B
een spreekwoord
C
een uitdrukking en een spreekwoord
D
een uitdrukking

Slide 17 - Quizvraag