Quiz Pincode H2 wat voor consument ben jij?

Quiz Hoofdstuk 2
Wat voor consument ben jij?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Quiz Hoofdstuk 2
Wat voor consument ben jij?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke activiteit hoort niet bij een consumentenorganisatie
A
Betaald reclame maken voor een bepaald merk.
B
Geven van onpartijdige informatie
C
Je informeren over rechten en plichten als consument,
D
acties bij fabrikanten en overheid voeren om het belang van consumenten te beschermen.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je iets koopt, biedt zo’n product soms niet wat het belooft. Gelukkig komen ................................................  op voor de belangen van de consument, zoals de ......................   Zo’n onderzoek noem je een ................... 
 Als consument heb je altijd recht op een ......... product. 
Dat betekent dat het bij normaal gebruik een redelijke tijd moet meegaan. Ook krijg je op veel producten ........, zodat je weet dat je met het product kunt teruggaan naar de winkelier.



consumentenorganisaties
Consumentenbond
vergelijkend warenonderzoek
deugdelijk
 garantie

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De prijs van 460 gram aardbeien is 3,25. Bereken de prijs per 100 gram.
A
€0,75
B
€0,71
C
€0,81
D
€0,85

Slide 4 - Quizvraag

De prijs omrekenen naar 100 gram om makkelijker producten met verschillend gewicht te vergelijken. 

Prijs : origineel gewicht x 100 =
3,25 : 460 x 100 = € 0,706 Afronden op 2 decimalen = € 0,71
Reken het percentage uit
   Bereken het percentage van de de   
   verandering.


A
(63-70)/70*100% = -10%
B
63/70*100% = 90%
C
(70-63)/63*100% = -11%
D
(70-63)/63*100% = 11,1%

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De adviesprijs van de Vespa Sprint is € 5.479,-. Bij het Amsterdamse bromfietshuis is deze maand de actieprijs € 4.499,-. Hoeveel procent is de actieprijs lager dan de adviesprijs?
A
16,5 %%
B
17,9 %
C
21,8 %
D
82,1 %

Slide 6 - Quizvraag

Gebruik hier de Van en Dan regel. Hoger dan de adviesprijs. De Adviesprijs is dus waar je mee vergelijkt. 

actieprijs - adviesprijs : adviesprijs x 100%
4.499 - 5.479 : 5.479 x 100 = - 17,88 Afronden op 1 decimala dus 17,9% lager.
Wat regelt de Warenwet?
A
Dat warenhuizen genoeg producten moeten verkopen
B
Dat warenhuizen deugdelijke producten moeten verkopen aan de consument
C
Het verbod op verkoop van voedsel en andere producten die gevaarlijk zijn voor je gezondheid of veiligheid

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt de Colportagewet in?
A
Een wet die regels stelt aan verkoop op markten
B
Een wet die regels stelt aan verkoop aan de deur
C
Een wet die regels stelt aan online verkoop
D
Een wet die regels stelt aan verkoop in winkels

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke wet beschermt je tegen onveilige producten?
A
De Warenwet
B
De Wet productaansprakelijkheid
C
De Wet koop op afstand
D
De Colportagewet

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie controleert er of bedrijven zich wel houden aan de Warenwet?
A
De producenten
B
Het ministerie van volksgezondheid
C
Het voedingscentrum
D
De NVWA

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een nieuw product koopt heb je recht op bedenktijd. Welke wetten regelen dit recht op bedenktijd?
A
De wet productaansprakelijkheid
B
De Colportagewet
C
De Warenwet
D
De wet koop op afstand

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor hypothecaire lening is hypotheek
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke kosten bestaan de
kosten koper (k.k.) bij de aankoop van een woning?
A
2% Overdrachtsbelasting
B
Notariskosten
C
btw

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het decimale getal van 32,5 % is
A
32,5
B
3,25
C
0,325
D
0,0325

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld van gemeentelijke belastingen is de hondenbelasting
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De netbeheerkosten is een voorbeeld van variabele kosten van een energierekening.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De WOZ-waarde van een woning is € 275.00,- en de onroerendezaakbelasting in de gemeente bedraagt 0,156%. Bereken het bedrag dat voor deze woning aan ozb betaalt moet worden.
A
€ 176,28
B
€ 365,-
C
€ 429,-
D
€ 42.900

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kunt een deel van de betaalde hypotheekrente terugvragen aan de bank.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Over de hypothecaire lening betaal je rente en aflossing
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken het percentage:

12 van de 48 =
A
12
B
24
C
25
D
48

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn geen maatschappelijke kosten?
A
Geluidscherm langs de snelweg
B
Het water uit de riolering schoonmaken
C
Afval sorteren
D
Longziektes die ontstaan door de vuile lucht

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk product zal de overheid geen subsidie geven?
A
Zonnepanelen
B
Warmtepomp
C
Benzine auto
D
isolerend glas

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies