3HV H6 Lezen - opdracht 2

H6 Lezen

Functiewoorden
Opdracht 2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H6 Lezen

Functiewoorden
Opdracht 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog
over functiewoorden?

Slide 2 - Woordweb

Functiewoorden
Een stuk tekst heeft een bepaalde functie.
Aan dit stuk tekst kun je een functiewoord koppelen.

Bijvoorbeeld een conclusie of aanleiding.

Slide 3 - Tekstslide

1. Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 4 - Open vraag

2. Voetbal je zelf of heb je gevoetbald? Lijkt het nemen van een strafschop je moelijk? Waarom (niet)?

Slide 5 - Open vraag

op een vervelende manier doen verdwijnen
gevaarlijker
acceptatie
plan om iets te bereiken, tactiek
bewust nabootsen, nadoen
indrukwekkende
beroemde
tot gevolg hebben
berusting
simuleren
riskanter
strategie
resulteren
in de grond boren
legendarische
imposante

Slide 6 - Sleepvraag

Vraag 3 en 4
3. zich fixeren op - strak kijken naar
     staat op het spel - loopt gevaar
4. Er is geen ander moment waarop supporters van een   
     nationaal elftal zo heen en weer geslingerd worden tussen 
     de hoop dat het goed gaat (we gaan winnen) en de vrees dat 
     het fout gaat (we gaan verliezen) als een penaltyreeks 
     tijdens een EK of WK. 

Slide 7 - Tekstslide

5. Welk functiewoord is van toepassing op alinea 1?
A
afweging
B
definitie
C
nuancering
D
vraagstelling

Slide 8 - Quizvraag

6. 'Volgens bewegingswetenschappen John van der Kamp is het een misverstand dat je niet op penalty's kunt oefenen.' Welk argument gebruikt hij?

Slide 9 - Open vraag

7. Wat is een 'knollenveld'?
A
een veld vol met knollen
B
een kunstgrasveld
C
een erg slecht voetbalveld met kuilen en kale plekken

Slide 10 - Quizvraag

8. Wat is belangrijk bij het nemen van een strafschop?
1. ruim van tevoren een hoek uitkiezen en daar
    niet van afwijken; 
2. alle tijd nemen; 
3. de doelman van tevoren strak aankijken; 
4. zeer luidruchtig juichen als je scoort.

Slide 11 - Tekstslide

9. 'Weifel en twijfel tijdens de aanloop resulteren namelijk in een slechte uitvoering.' Formuleer zelf de bewering waarbij deze zin een argument is.

Slide 12 - Open vraag

10. Noteer het belangrijkste (de strekking) van alinea 5 in één zin.

Slide 13 - Open vraag

11. Welk functiewoord is van toepassing op alinea 6?
A
anekdote
B
nuancering
C
tegenwerping
D
vraagstelling

Slide 14 - Quizvraag

12. Welke twee tips kun je aan een keeper geven op basis van de informatie in alinea 7 en 8?

Slide 15 - Open vraag

13. Welke structuur heeft de tekst?
A
verklaringsstructuur
B
vraag-antwoordstructuur
C
probleem-oplossingstructuur
D
verleden-heden(-toekomst)structuur

Slide 16 - Quizvraag

Opdrachten

Maken opdracht 3 en 4

Slide 17 - Tekstslide