Eerste en vierde naamval

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welk zinsdeel krijgt in het Duits de vierde naamval
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend Voorwerp
D
Gezegde

Slide 9 - Quizvraag

Welk zinsdeel krijgt in het Duits de eerste naamval
A
Onderwerp
B
Persoonsvorm
C
Lijdend Voorwerp
D
Gezegde

Slide 10 - Quizvraag

Gestern habe ich (mijn) Vater abgeholt.
1/4
uitleg/antwoord
A
mein
B
meine
C
meinen
D
dein

Slide 11 - Quizvraag

Morgen fliegt (jouw) Oma nach Berlin.
3/4
uitleg/antwoord
A
dein
B
deine
C
deinen

Slide 12 - Quizvraag

Ich gebe meinem Vater ...... Buch (o).
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 13 - Quizvraag

Ich möchte gerne ...... Hund (m)
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 14 - Quizvraag

.......... Pullover (m) habe ich gestern gekauft.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 15 - Quizvraag

Ohne .........Vater kann meine Mutter nicht leben.
A
mein
B
meine
C
meinen

Slide 16 - Quizvraag

Was hast du für ..........Mutter gekauft?
A
dein
B
deine
C
deinen

Slide 17 - Quizvraag

Ich kaufe .......... Hose (v).
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 18 - Quizvraag

Brauchen Sie .......... Kassenzettel (m)?
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 19 - Quizvraag

.......... Geschäft (o) verkauft keine Gemüse.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 20 - Quizvraag

Ich kenne .......... neuen Nachbarn nicht so gut.
A
unser
B
unsere
C
unseren

Slide 21 - Quizvraag

.......... Verkäufer (mv) sind sehr nett.
A
Der
B
Die
C
Das
D
Den

Slide 22 - Quizvraag

.......... Mutter hat .......... Pullover (m) gekauft
A
Meine / ein
B
Mein / eine
C
Meine / eine
D
Meine / einen

Slide 23 - Quizvraag

Kaufst du .......... Geschenk (o) für .......... Bruder?
A
ein / dein
B
ein / deinen
C
eine / dein
D
einen / deinen

Slide 24 - Quizvraag

.......... Freundin hat .......... neue Jacke (v) gekauft.
A
Sein / ein
B
Sein / eine
C
Seine / eine
D
Seine / einen

Slide 25 - Quizvraag

Gestern hat .......... Bruder .......... Großvater abgeholt.
A
mein / unser
B
meinen / unser
C
meinen / unseren
D
mein / unseren

Slide 26 - Quizvraag

.......... Mann wirft .......... Stein (m) durch .......... Schaufenster (0)
A
der / ein / den
B
der/einen/den
C
der / einen / das
D
den / einen / das

Slide 27 - Quizvraag