Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.
Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
De weerstand
Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.
Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.
Slide 1 - Tekstslide
De weerstand van een lampje
Als je de + pool en de - pool van een batterij met elkaar verbindt ontstaat er kortsluiting.
Dat komt omdat de weerstand van het stroomdraadje erg klein is.
Als je er een lampje op aansluit dan ontstaat er geen kortsluiting.
Het draad in het lampje heeft een grotere weerstand dan het koperdraad.
Slide 2 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand groter maken
In de elektronica gebruik je kleine weerstandjes.
Je komt ze in allerlei schakelingen tegen.
Met een weerstandje kun je de spanning en de stroomsterkte die een batterij of accu levert verdelen over de verschillende onderdelen in een schakelschema (printplaat)
Slide 3 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
Je kunt op twee manieren achter de waarde van een weerstand komen:
Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
De kleurencodes aflezen van de weerstand.
1
2
Slide 4 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
Slide 5 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
1. Door de spanning en de stroomsterkte te meten.
Een apparaat wordt aangesloten op een spanning van 230 Volt. vervolgens gaat er een stroom door het apparataat lopen van 6,5 A.
Bereken de weerstand.
R = U / I = 230 / 6,5 = 35 Ω
Slide 6 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
Slide 7 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand
Een weerstand wordt gemaakt door een dun laagje koolstof op een glasstaafje aan te brengen.
Hoe dunner het laagje koolstof, des te hoger de weerstand.
Als de temperatuur hoger wordt, dan wordt de weerstand hoger.
Slide 8 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
A = bruin, dus 1
B = zwart, dus 0
C = rood, dus 2 nullen
D = goud, tolerantie = 5%
R = 1000 Ω
Slide 9 - Tekstslide
6.1 Weerstandjes
De weerstand bepalen/berekenen
2. De kleurencodes aflezen van de weerstand.
In de praktijk zal de waarde van de weerstand afwijken van theoretische waarde: tolerantie
Bij goud is dat 5%.
5% van 1000 = 50 Ω
In de praktijk mag de waarde van de weerstand tussen de 950 Ω en 1050 Ω zitten.