Lezen

Sleep de de tekstsoorten naar de juiste categorie
Informatieve tekst
Instructieve tekst
Interview met Mark Rutte
Recept voor appeltaart in een kookboek
Gebruiksaanwijzing van een naaimachine
Tutorial op YouTube
over make-up
Bijsluiter van Paracetamol
Nieuwsbericht over aantal coronabesmettingen
Voorlichtingsbrochure over de ov-chipkaart
Handleiding hoe je je ov-chipkaart moet activeren
Achtergrondartikel over de invloed van corona op de kledingindustrie
1 / 47
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Sleep de de tekstsoorten naar de juiste categorie
Informatieve tekst
Instructieve tekst
Interview met Mark Rutte
Recept voor appeltaart in een kookboek
Gebruiksaanwijzing van een naaimachine
Tutorial op YouTube
over make-up
Bijsluiter van Paracetamol
Nieuwsbericht over aantal coronabesmettingen
Voorlichtingsbrochure over de ov-chipkaart
Handleiding hoe je je ov-chipkaart moet activeren
Achtergrondartikel over de invloed van corona op de kledingindustrie

Slide 1 - Sleepvraag

Wat is een argument?
A
Een argument is te bewijzen.
B
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent.
C
Een argument is een reden waarom jij iets vindt.

Slide 2 - Quizvraag

Waarom gebruikt een schrijver argumenten?
A
Om een mening te onderbouwen.
B
Om een feit te onderbouwen.

Slide 3 - Quizvraag

Is de titel een feit of
een mening?
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quizvraag

Is de ondertitel een feit of
een mening?
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quizvraag

Betrouwbare informatie bestaat vooral uit ...
A
feiten
B
feiten en meningen
C
argumenten

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 7 - Open vraag

Welke teksten zijn minder betrouwbaar?
A
Informerende teksten
B
Activerende teksten
C
Overtuigende teksten

Slide 8 - Quizvraag

De slaaptabletten zijn veilig in het verkeer. (uit een folder van samenwerkende apothekers)
A
betrouwbaar
B
onbetrouwbaar
C
dit weet je niet

Slide 9 - Quizvraag

Steeds meer mensen doen een beroep op schuldhulpverlening. (Centraal Bureau voor Statistiek)
A
betrouwbaar
B
onbetrouwbaar
C
dit weet je niet

Slide 10 - Quizvraag

De geheime minnaar van Adèle. (weekblad Privé)
A
betrouwbaar
B
onbetrouwbaar
C
dit weet je niet

Slide 11 - Quizvraag

Wolf hoort niet in Nederland (landbouworganisatie LTO Nederland)
A
betrouwbaar
B
onbetrouwbaar
C
dit weet je niet

Slide 12 - Quizvraag

Betoog /

Beschouwing



  • Argumenten
  • Tegenargumenten
  • Conclusie

Slide 13 - Tekstslide

Hoe voel je je vandaag ?
A
B
C
D

Slide 14 - Quizvraag

Beschouwing
tekstdoel:   lezer aan het denken zetten / eigen mening  laten                              vormen  (opiniëren)
inhoud:        feiten en verschillende meningen                                
                        meerdere gezichtspunten/ voor- en nadelen 

kenmerk:   neutraal
                        (geen duidelijke mening van de schrijver)

Slide 15 - Tekstslide

Betoog
(tekstdoel   overtuigen van de lezer
inhoud         mening/ standpunt van de schrijver
                          en argumenten
                         
kenmerk:     subjectief
                        (duidelijke mening van de schrijver)


                         

Slide 16 - Tekstslide

uiteenzetting
tekstdoel de lezer informeren/ iets leren
inhoud:       feiten /  informatie
                       (Hoe zit iets in elkaar? Hoe is iets precies gebeurd?)

kenmerk:    objectief 
                        (vooral feiten)

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het doel van een beschouwing?
A
overtuigen
B
informeren
C
opiniëren
D
amuseren

Slide 18 - Quizvraag

Een betoog is..
A
subjectief
B
objectief

Slide 19 - Quizvraag

Een goede schrijver bedenkt in zijn betoog al tegenargumenten. Waarom zou hij dit doen?
A
Het haalt zijn eigen stuk onderuit.
B
Hij kan direct aangeven waarom dit niet zo is.
C
Hij kan zijn argumenten daardoor zwaarder laten wegen.
D
Hij houdt wel van een beetje tegengas.

Slide 20 - Quizvraag

De schrijver probeert bij een betoog ook de tegenpartij af te zwakken en geeft daarom
A
argumenten
B
meningen

Slide 21 - Quizvraag

infographic

combinatie van beeld en tekst

-diagrammen

-plaatjes

- teksten

-foto's

-tekeningen

-tabellen

Slide 22 - Tekstslide

Doel = informatie geven

Slide 23 - Tekstslide

Voordeel van infographics
De combinatie van tekst en beeld is voor de hersenen snel te begrijpen. 

Kan een langere tekst vervangen. Door die informatie in één beeld te zetten, is het makkelijker te onthouden. 

Makkelijk te delen op social media.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Een mening:

  • Een mening kun je niet controleren.
  • Een mening is van jou.
  • Je kunt het eens of oneens zijn met een mening.

  • Een opleiding volgen is zonde van je tijd.
  • Pizza's zijn niet lekker.
  • Mensen met rode schoenen hebben geen gevoel voor mode.

  • Je onderbouwt je mening met argumenten.
  • Zo maak je jouw mening geloofwaardig.
  • Dat doe je met signaalwoorden: ik vind ... omdat, want.

Slide 26 - Tekstslide

Een feit:

  • Een feit kun je controleren.
  • Een feit is iets wat echt zo is.

  • Een week heeft 7 dagen.
  • Een jaar heeft 4 seizoenen.
  • Er gaan mensen dood aan corona.

  • Van deze uitspraken kun je checken of het waar is.
  • Kun je het bewijzen? Dan is het een feit.

Slide 27 - Tekstslide

Mevrouw Scheepers geeft rekenen in onze klas.
A
dit is een feit
B
dit is een mening
C
dit is geen feit en ook geen mening

Slide 28 - Quizvraag

Lees de tekst.
De tweedejaarsstudent schaamt zich soms voor haar bevoorrechte positie. Is dat een feit of een mening?
A
Feit
B
Mening

Slide 29 - Quizvraag

Welke stelling klopt NIET over feiten?
A
Je kunt het bewijzen of controleren.
B
Je kunt daarover van mening verschillen.
C
Je kunt het opzoeken.

Slide 30 - Quizvraag

Onze docent Nederlands is een slimme man.
A
Feit
B
Mening

Slide 31 - Quizvraag

Computergames zijn pas leuk als er geweld in zit.
A
Feit
B
Mening

Slide 32 - Quizvraag

Alle relschoppers moeten een straf krijgen.
A
Feit
B
Mening

Slide 33 - Quizvraag

Iedereen is anders.
A
Feit
B
Mening

Slide 34 - Quizvraag

Welke stelling klopt NIET over meningen?
A
Het geeft aan wat jij vindt.
B
Je gedachten ergens over.
C
Een mening kun je onderbouwen met argumenten.
D
Meningen zijn altijd waar.

Slide 35 - Quizvraag

In welke tekst zul je vooral feiten tegenkomen?
A
amuserende tekst
B
activerende tekst
C
informerende tekst
D
overtuigende tekst

Slide 36 - Quizvraag

Er is geen beter land dan Nederland
A
Feit
B
Mening

Slide 37 - Quizvraag

Argumenten:

  • Om iemand te overtuigen van jouw mening gebruik je argumenten.
  • Geef je goede argumenten bij jouw mening? Dan zullen mensen eerder geneigd zijn jouw mening over te nemen.

  • Ik vind dat motorclubs verboden moeten worden (mening), omdat ze zich vaak met criminele zaken bezig houden (argument). 

  • Vind je dit een goed argument? Waarom wel/waarom niet?

Slide 38 - Tekstslide

De meeste mensen op de wereld gebruiken geen toiletpapier.
A
Feit
B
Mening

Slide 39 - Quizvraag

13 x 13 = 169
A
Feit
B
Mening

Slide 40 - Quizvraag

Lachen is gezond.
A
Feit
B
Mening

Slide 41 - Quizvraag

Coca Cola is de beste cola.
A
Feit
B
Mening

Slide 42 - Quizvraag

Nederlands is een stom vak.
A
Feit
B
Mening

Slide 43 - Quizvraag

Welke zin bevat een feit?
A
Als je melk hard genoeg schudt, krijg je boter.
B
Onze auto krijgt 's winters altijd kuren, dus waarschijnlijk ook komende winter.
C
Hij heeft alweer afgezegd, blijkbaar vindt hij ons niet leuk.

Slide 44 - Quizvraag

Nederlands is goed voor je algemene ontwikkeling.
A
Feit
B
Mening

Slide 45 - Quizvraag

Amsterdam is de hoofdstad van Nederland. Amsterdam heeft prachtige grachten. In de 17e
eeuw werd Amsterdam de grootste handelsstad ter wereld. Dit kwam vooral omdat Hollandse schepen producten uit Zuidoost Azië meebrachten, die zeldzaam en duur waren. Tegenwoordig telt 
Amsterdam ruim 800.000 inwoners. De stad wordt
wereldwijd gezien als een bezienswaardigheid. Het vernieuwde Rijksmuseum trekt meer dan 8.000 bezoekers per dag. 


Bijna alle zinnen zijn feiten, maar één zin niet. Welke zin is dat?

Slide 46 - Tekstslide

Amsterdam ligt in de provincie Noord-Holland. Het is de mooiste stad ter wereld. Dit komt door de vele unieke grachten die de stad kent. Deze grachten zijn omzoomd met mooie bomen en prachtige huizen met pittoreske gevels. Amsterdam is ongetwijfeld ook de gezelligste stad ter wereld. Dit is te danken aan de vele sfeervolle cafés. Helaas zijn er ook nogal wat coffeeshops waar je softdrugs kunt kopen. Als die verboden waren, zou de stad nóg aantrekkelijker worden.


Bekijk per zin of het een feit, mening of argument is.

Slide 47 - Tekstslide