In een zinsdeel met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord als kern kunnen bijvoeglijke bepalingen staan.
Als die bijvoeglijke bepaling een persoonsvorm bevat, spreken we over een bijvoeglijke bijzin (bijv.bijzin). Vergelijk:
– Het vorige week geopende museum trok meteen veel bezoekers.
bijv.bep = vorige week geopende
– Het museum, dat vorige week geopend is, trok meteen veel bezoekers.
bijv.bijzin = dat vorige week geopend is