les 43: verbanden

les 43: verbanden
Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van signaalwoorden.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

les 43: verbanden
Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van signaalwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Wat bedoel je met:
inslaan als een bom

Slide 2 - Open vraag

Wat bedoel je met:
kommer en kwel

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Link

Wat is het signaalwoord:

Als het vriest, kunnen we misschien schaatsen.

Slide 5 - Open vraag

Om welk verband gaat het:

Als het vriest, kunnen we misschien schaatsen.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
voorwaarde

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord:

Ik houd van schaatsen op sloten, kanalen en op dichtgevroren meren.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het verband:

Ik houd van schaatsen op sloten, kanalen en op dichtgevroren meren.

A
opsomming
B
tijd
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord:

Voordat ik ga schaatsen trek ik altijd een thermoshirt aan.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verband:

Voordat ik ga schaatsen trek ik altijd een thermoshirt aan.
A
opsomming
B
tijd
C
reden, oorzaak, gevolg
D
tegenstelling

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord:

Dat is warmer dan wol, want je huid blijft droog als je zweet.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het verband:

Dat is warmer dan wol, want je huid blijft droog als je zweet.
A
tijd
B
reden, oorzaak, gevolg
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn de signaalwoorden:

Ik weet niet precies wanneer ik ben begonnen met schaatsen, maar ik weet wel dat het lang geleden is.


Slide 13 - Open vraag

Wat is het verband:

Ik weet niet precies wanneer ik ben begonnen met schaatsen, maar ik weet wel dat het lang geleden is.
A
opsomming en oorzaak
B
oorzaak en tijd
C
tegenstelling en voorwaarde
D
tijd en tegenstelling

Slide 14 - Quizvraag

Opdrachten
Wat is het signaalwoord?
Hoe noem je het bijhorende tekstverband?
Noteer eerst het signaalwoord, dan een komma en dan het tekstverband.

Bijvoorbeeld: 
bovendien, opsomming

Slide 15 - Tekstslide

Het is hier heel mooi, maar heel duur.

Slide 16 - Open vraag

Wij gaan de kerk bekijken, omdat het in de zon snikheet is.

Slide 17 - Open vraag

Wil je een chocolade ijsje of een vanille ijsje ?

Slide 18 - Open vraag

Let goed op de uitleg van de gids, dan kan je het navertellen.

Slide 19 - Open vraag

Meestal gaat het goed, mits het niet te hard waait.

Slide 20 - Open vraag

Terwijl ik er achteraan rende, bleef iedereen staan wachten.

Slide 21 - Open vraag

Mijn zonnehoed ben ik verloren, doordat ik onvoorzichtig was.

Slide 22 - Open vraag

Oefenen met teksten
Welke signaalwoorden zitten verstopt achter de zwarte balkjes.

Let op: je houdt een signaalwoord over.

Slide 23 - Tekstslide

Welk signaalwoord heb je over?

Slide 24 - Woordweb

Oefenen met teksten
Welke signaalwoorden kun je vinden in de tekst?

• Onderstreep de signaalwoorden in de tekst.
• Gebruik per tekstverband een andere kleur/vorm.

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk deze week
  1. Maken les 43 (blz 90-91)
  2. Oefenen Drillsters 1+2 van les 43 + les 29-32 

Slide 26 - Tekstslide