In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Today's planning
Herhaling grammar + Quiz
Slide 1 - Tekstslide
Adverb (Bijwoord)
Wat is een adverb (bijwoord)?
Een bijwoord geeft meer informatie over het hoe: hoe iets gebeurt of bijvoorbeeld hoe oud iets is.
Voorbeeld:
Hoe zingt zij? She sings beautifully.
Hoe oud? This castle is incredibly old.
Hoe maak je een bijwoord?
De vorm van het bijwoord is vaak bijvoeglijk naamwoord + -ly. Er zijn ook onregelmatige bijwoorden.
Slide 2 - Tekstslide
Plaats van het bijwoord
vóór een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord:
You’re going to become extremelypopular.
She works reallyseriously on the journal.
vóór het hoofdwerkwoord:
She regularly asks me to write for her website.
He quickly grabbed the snake.
aan het einde van de zin voor meer nadruk:
He grabbed the snake quickly.
She takes everything so seriously.
Let op!
Bijwoorden staan ná een vorm van to be (am / are / is / was / were).
They are usually late.
It is not exactly cheap, is it?
Een bijwoord staat in het algemeen vóór het woord waarover het iets zegt.
Slide 3 - Tekstslide
Onregelmatige bijwoorden
Regelmatig
Onregelmatig
bad -- badly
good -- well
slow -- slowly
fast -- fast
usual -- usually
hard -- hard (=hard) hardly (=nauwelijks)
real -- really
daily -- daily
week -- weekly
friendly -- in a friendly manner/way
Slide 4 - Tekstslide
Plaats van het bijwoord: (careful)
She climbed up the ladder.
Slide 5 - Open vraag
Plaats van het bijwoord:
(good) Max can sing.
Slide 6 - Open vraag
Plaats van het bijwoord:
(extreme) Dogs can smell well.
Slide 7 - Open vraag
Plaats van het bijwoord:
(usual) Tom is very friendly.
Slide 8 - Open vraag
Present simple
Wat is het?
Tegenwoordige tijd
Waarvoor gebruik je het?
Je gebruikt de present simple als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt. In de zin staan dan vaak worden als: always, never, often, usually, regularly, sometimes
Wat doe je bij he, she, it
Je plakt een -s achter het werkwoord
Bijv: Caitlin thinks she's the boss
Slide 9 - Tekstslide
Present simple: ontkennend
I
don't want any pasta
He/ She/ It
doesn't want any pasta
You
don't want any pasta
We/ They
don't want any pasta
Slide 10 - Tekstslide
Present simple: vragend
I
Do I like cricket?
He/ She/ It
Does he/she/it like cricket?
You
Do you like cricket?
We/ They
Do we/they like cricket?
Slide 11 - Tekstslide
Present continuous
Slide 12 - Tekstslide
Present Continuous
De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissendie:
nu bezig of
nu aan de gang zijn
Slide 13 - Tekstslide
Present Continuous
When
iets wat nu / op dit moment aan de gang is.
How
I am walking
he/she/it is walking
you/we/they are walking
Signal words
now, at the moment, look ..
Example
The pupils are listening to the teacher.
Slide 14 - Tekstslide
Look! He (leave)_______ the house.
A
leaves
B
is leaving
C
left
D
has left
Slide 15 - Quizvraag
Quiet please! I (write)_______ an important email.
A
am written
B
write
C
am writing
D
wrote
Slide 16 - Quizvraag
She usually (walk)______ to school.
A
walks
B
are walking
C
walked
D
have walked
Slide 17 - Quizvraag
We (not go) _____ to see my grandparents.
A
don't go
B
are not going
C
doesn't go
D
didn't go
Slide 18 - Quizvraag
______ they (play)______ Monopoly at the moment?
A
have playing
B
is playing
C
could play
D
are playing
Slide 19 - Quizvraag
Comparisons (vergelijken)
Om de vergrotende trap te maken zet je -er achter of more voor een bijvoeglijk naamwoord
Om de overtreffende trap te maken zet je -est achter of most voor een bijvoeglijk naamwoord.
Bijvoorbeeld:
quick --> quicker
small --> smaller
Slide 20 - Tekstslide
Comparisons (vergelijken)
Een lettergreep-er / -est
Quick - quicker than -the quickest
Small - smaller than- the smallest
Fit - fitter than - thefittest
Twee lettergrepen op -le, -er, -ow, -y, -er, -est
Simple - simpler- simplest
Clever - cleverer - cleverest
Shallow - shallower - shallowest
Easy - easier - easiest
Slide 21 - Tekstslide
Comparisons (vergelijken)
Twee lettergrepen niet op -le, -er, -ow, -y
famous - more famous (than) - (the) most famous
careful - more careful (than) - (the) most careful
Drie of meer lettergrepen
popular - more popular (than) - (the) most popular
Terrible - more terrible (than) - (the) most terrible
Slide 22 - Tekstslide
Trappen van vergelijking: (good) She is the___________ pupil in our class.
Slide 23 - Open vraag
Trappen van vergelijking: (slow) The bus is ________ than the tube.
Slide 24 - Open vraag
Trappen van vergelijking: (difficult) Japanese is________than English.
Slide 25 - Open vraag
Trappen van vergelijking: (bad) Maths is my _______subject.
Slide 26 - Open vraag
Trappen van vergelijking: (young) Justin Bieber is ______ than Phil Collins.