Ma 22 april Hoofd - en bijzinnen

Ma 2 april Hoofd - en bijzinnen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ma 2 april Hoofd - en bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Animatie
https://thiememeulenhoff.bbvms.com/view/zso_qr_responsive/2599722.html

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je leert over hoofdzinnen en bijzinnen
- Je weet het verschil tussen hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 3 - Tekstslide

hoofdzinnen (HZ) + bijzinnen (BZ)




Slide 4 - Tekstslide

Hoofdzinnen en bijzinnen
Een samengestelde zin kan bestaan uit:
- twee hoofdzinnen
- een hoofdzin en bijzin(nen)
- meerdere hoofdzinnen en bijzinnen


Slide 5 - Tekstslide

Die winkel is altijd open, tenzij het een nationale feestdag is
A
'tenzij het een nationale feestdag is' is de hoofdzin.
B
De zin bestaat uit twee hoofdzinnen.
C
De zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin.
D
De zin bestaat uit twee bijzinnen.

Slide 6 - Quizvraag

Netflix concurreert met de BBC, omdat de serie de Crown echt gericht is op Britten
A
Deze zin bestaat uit twee hoofdzinnen
B
Deze zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin
C
Deze zin bestaat uit twee bijzinnen
D
Deze zin bestaat uit een bijzin en een hoofdzin

Slide 7 - Quizvraag

Ik baal van het Nederlands elftal, omdat ze slecht gespeeld hebben.
A
Twee hoofdzinnen
B
Hoofd- en bijzin
C
Twee bijzinnen

Slide 8 - Quizvraag

Die winkel is altijd open, tenzij het een nationale feestdag is.
A
De zin bestaat uit twee hoofdzinnen.
B
De zin bestaat uit twee bijzinnen.
C
De zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin.

Slide 9 - Quizvraag

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Wanneer je goed geleerd hebt, ben je een topper.
A
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = hoofdzin
B
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = bijzin
C
Wanneer - hebt = bijzin ben - topper = bijzin
D
Wanneer - hebt = hoofdzin ben - topper = hoofdzin

Slide 10 - Quizvraag

Benoem de hoofd- en bijzinnen:
Als je de antwoorden allemaal goed hebt, vind ik je een bolleboos.
A
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = hoofdzin
B
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = bijzin
C
Als - hebt = bijzin Vind - bolleboos = bijzin
D
Als - hebt = hoofdzin Vind - bolleboos = hoofdzin

Slide 11 - Quizvraag

Zijn deze zinnen onderschikkend of nevenschikkend:
Leerlingen die hoofd- en bijzinnen goed begrijpen vinden deze vraag niet moeilijk
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 12 - Quizvraag

Bedrijvende en lijdende zinnen
Ik bak de taart. 
De taart wordt door mij gebakken.

Slide 13 - Tekstslide

Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Voorbeeldzin:

Tim wordt na de wedstrijd opgehaald door zijn moeder.

Bedrijvend of lijdend?

Slide 14 - Tekstslide

Actieve zinnen: bedrijvende en lijdende zinnen
Een actieve zin is minder afstandelijk en formeel. 


Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk voor di 23 april
Maken opdr. 1 t/m 4

Hoofd - en bijzinnen herkennen
Bedrijvende zinnen en lijdende zinnen herkennen

Slide 16 - Tekstslide