Les 2 H2 NN

Leesvaardigheid VWO4
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid VWO4

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we de vorige week ook alweer gedaan?

Welke leesstrategieën zijn er? Waarom gebruiken we leesstrategieën?

Welke schrijfdoelen zijn er? Welke tekstsoorten horen hierbij?

Waaraan kun je zien voor welk publiek een tekst bedoeld is?

Slide 2 - Tekstslide

Deze week
Hoofdstuk 2 NN

  • Opbouw van een tekst
  • Tekststructuren en tekstverbanden
  • Alinea's en kernzinnen

Slide 3 - Tekstslide

Tekstopbouw
  • Een zakelijke tekst bestaat (bijna) altijd uit een inleiding, een middenstuk en een slot.
  • Alle onderdelen hebben eigen functies:

Inleiding --> belangstelling wekken, introduceren onderwerp, opbouw van de tekst aankondigen
Middenstuk --> uitwerking hoofdgedachte, bespreken (deel)onderwerp
Slot --> samenvatting/conlcusie van de tekst, oproep, afweging of aanbeveling doen

Slide 4 - Tekstslide

Maak opdracht 1, vraag 1 t/m 5 en vraag 12 en 13 blz 25-27
Zie de vragen op slide 6 t/m 12
timer
25:00

Slide 5 - Tekstslide

Het gaat over Tekst 1; "Sinterclaus of Kerstsint?".

1.Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 6 - Open vraag

Lees Tekst 1; "Sinterclaus of Kerstsint?".

2. Verdeel de tekst in inleiding, middenstuk en slot. De inleiding en het slot bestaan uit 1 alinea. Noteer van elk tekstdeel de eerst twee en de laatste twee woorden.

Slide 7 - Open vraag

3. Met behulp waarvan trekt de auteur in de inleiding de aandacht van de lezer?
A
de actualiteit
B
de geschiedenis
C
een anekdote
D
het belang voor de lezer

Slide 8 - Quizvraag

4. Waarmee sluit de auteur de tekst af?
A
een aansporing
B
een afweging
C
een samenvatting
D
een toekomstverwachting

Slide 9 - Quizvraag

5. Verdeel het middenstuk in drie deelonderwerpen. Noteer van ieder onderwerp de eerste twee woorden. Let op de signaalwoorden voor opsomming.

Slide 10 - Open vraag

12. Wat is het schrijfdoel van de auteur?
A
informeren
B
overtuigen/activeren
C
amuseren
D
opiniëren

Slide 11 - Quizvraag

13. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Vaste tekststructuren
  1. Argumentatiestructuur
  2. Aspectenstructuur
  3. Probleem/oplossingstructuur
  4. Verklaringstructuur
  5. verleden/heden(/toekomst)structuur
  6. Voor- en nadelenstructuur
  7. Vraag/antwoordstructuur


Lees de verschillende structuren door op blz. 28

Slide 14 - Tekstslide

Maak opdracht 2, vraag 1,2,3,9,11, 14 en 15, blz. 28-31
Zie de vragen op slide 16 t/m 24
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

Het gaat over Tekst 2; "Je bent je muziek".

1.Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 16 - Open vraag

2. Welke soort aandachtstrekker gebruikt de auteur in alinea 1?
A
de actualiteit
B
de geschiedenis
C
een voorbeeld/voorbeelden
D
het belang van de lezer

Slide 17 - Quizvraag

3. Welke tekstsoort verwacht je?
A
een uiteenzetting
B
een beschouwing
C
een betoog

Slide 18 - Quizvraag

3.a Waarom verwacht je dat?

Slide 19 - Open vraag

9. Leg in maximaal 25 woorden uit hoe het komt dat muzieksmaak zich voornamelijk tijdens de adolescentie ontwikkelt. Gebruik voor je antwoord alinea 9.

Slide 20 - Open vraag

11. "Muzieksmaak wordt gevormd door verschillende factoren" (al.12) Daarvan worden er drie duidelijk genoemd: sociale klasse, woonomgeving en geslacht. Er wordt ook een vierde factor in de tekst besproken. Welke?

Slide 21 - Open vraag

14. Welke structuur heeft deze tekst?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
vraag/antwoordstructuur

Slide 22 - Quizvraag

14.a leg uit waarom de tekst deze structuur heeft.

Slide 23 - Open vraag

15. Bekijk je antwoord op vraag 3 nog eens. Zou je die vraag nog hetzelfde beantwoorden? Noem tenminste één kenmerk van de tekstsoort die je terugziet in de tekst waarom dat nog steeds zo is.

Slide 24 - Open vraag

Kernzinnen
De belangrijkste zin van een alinea
  • Vaak eerste, tweede of laatste zin van een alinea.


Slide 25 - Tekstslide

Wat zijn de kernzinnen?
Reality-tv is populair, omdat het zich goed leent voor verborgen reclame in het programma, zogenoemde 'product placement'. Zo worden de decors van realityprogramma's ingericht met meubels en keukenattributen van bepaalde merken. Ook dragen de personages niet toevallig bepaalde kleding en sieraden. En dat ze in bepaalde auto's rondrijden, berust al evenmin op een spontane samenloop van omstandigheden.

Er is volgens deskundigen nog een reden voor de onstuitbare opmars van reality-tv.
Een realityprogramma is goedkoop te maken. Voor Oh Oh Cherso werd een stel
Hagenezen uit een discotheek geplukt en op het vliegtuig naar Kreta gezet. Dure
scriptschrijvers waren niet nodig, de castleden bedachten hun quotes helemaal zelf.
Het maken van drama, comedy en documentaires is vele malen duurder.

Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn de kernzinnen?
Reality-tv is populair, omdat het zich goed leent voor verborgen reclame in het programma, zogenoemde 'product placement'. Zo worden de decors van realityprogramma's ingericht met meubels en keukenattributen van bepaalde merken. Ook dragen de personages niet toevallig bepaalde kleding en sieraden. En dat ze in bepaalde auto's rondrijden, berust al evenmin op een spontane samenloop van omstandigheden.

Er is volgens deskundigen nog een reden voor de onstuitbare opmars van reality-tv.
Een realityprogramma is goedkoop te maken. Voor Oh Oh Cherso werd een stel
Hagenezen uit een discotheek geplukt en op het vliegtuig naar Kreta gezet. Dure
scriptschrijvers waren niet nodig, de castleden bedachten hun quotes helemaal zelf.
Het maken van drama, comedy en documentaires is vele malen duurder.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de kernzin?
Het is enorm besmettelijk. Als je iemand ziet gapen, kun je je eigen mond nauwelijks
dichthouden. Toch gaap je niet iedereen even makkelijk na, ontdekten onderzoekers
van de Universiteit van Pisa in Italië. Gapen blijkt het meest besmettelijk
onder familieleden. Dan volgen vrienden en kennissen. Volslagen onbekenden
gapen we het minst na. Bovendien duurt het langer voordat we een gaap van hen
overnemen dan van een bekende. Nagapen hangt dus af van hoe goed je de gaper
kent: hoe beter je hem kent, hoe makkelijker je hem nagaapt.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de kernzin?
Het is enorm besmettelijk. Als je iemand ziet gapen, kun je je eigen mond nauwelijks
dichthouden. Toch gaap je niet iedereen even makkelijk na, ontdekten onderzoekers
van de Universiteit van Pisa in Italië. Gapen blijkt het meest besmettelijk
onder familieleden. Dan volgen vrienden en kennissen. Volslagen onbekenden
gapen we het minst na. Bovendien duurt het langer voordat we een gaap van hen
overnemen dan van een bekende. Nagapen hangt dus af van hoe goed je de gaper
kent: hoe beter je hem kent, hoe makkelijker je hem nagaapt.

Slide 29 - Tekstslide

Tekstverbanden
  • Zinsniveau en alineaniveau --> herkennen door signaalwoorden

Slide 30 - Tekstslide

Maak opdracht 4, vraag 3, blz. 37
timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Je hebt nu.....
De theorie van hoofdstuk 1 en 2 leesvaardigheid afgerond....

Hoofdstuk 1 (blz.10):
  1. Leesstrategieën
  2. Schrijfdoelen
  3. Tekstsoorten
  4. Tekst en publiek

Hoofdstuk 2 (blz.23):
  1. De indeling van de tekst
  2. Vaste tekststructuren
  3. De alinea
  4. Tekstverbanden
                                                                                            Op naar het hoofdstuk argumenteren!

Slide 32 - Tekstslide