Verwijzen 2223 AG4

Verwijzen 2223 AG4
Het doel van de uitleg is dat je weet:
- wanneer je 'die', 'deze', 'dit' en 'dat' gebruikt.
- wanneer je 'wat' gebruikt.
- Wanneer je 'haar', 'zijn', 'hen' of 'hun' gebruikt.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Verwijzen 2223 AG4
Het doel van de uitleg is dat je weet:
- wanneer je 'die', 'deze', 'dit' en 'dat' gebruikt.
- wanneer je 'wat' gebruikt.
- Wanneer je 'haar', 'zijn', 'hen' of 'hun' gebruikt.

Slide 1 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden:
1. Onzijdig. 
- Herkenbaar aan 'het'.
- Verkleinwoorden zijn altijd onzijdig.
- Je verwijst ernaar met 'DIT' of 'DAT'

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden:
2. Mannelijk of vrouwelijk
- Herkenbaar aan 'de'.
- Je verwijst ernaar met DEZE of DIE.

Slide 3 - Tekstslide

Zij is het meisje (...) naast mij woont.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 4 - Quizvraag

Het is de geschiedenis van dat land, ... mij mateloos fascineert.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 5 - Quizvraag

Het huis op de hoek, (...) pas is verbouwd, staat nu te koop.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 6 - Quizvraag

Als ik mijn knikkers één voor één beoordeel, vind ik ... toch de mooste.
A
die
B
dat
C
deze
D
dit

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer WAT?
Als het betrekking heeft op:
1. een onbepaald voornaamwoord (iets; niets; alles)
2. een overtreffende trap (beste; raarste; mooiste)
3. op een hele zin of heel zinsdeel (Mijn zus wilde naar de Aldi, ..)

Slide 8 - Tekstslide

Op het voetbalveld geef ik alles ... ik in me heb
A
dat
B
wat

Slide 9 - Quizvraag

De uitslag van het onderzoek, ... ik vorige week gehad heb, was positief.
A
dat
B
wat

Slide 10 - Quizvraag

Mijn moeder wilde dit jaar eens niet op vakantie gaan, ... ik het slechtste idee in jaren vond.
A
dat
B
wat

Slide 11 - Quizvraag

Verwijzen met HAAR of ZIJN
- Met 'zijn' verwijs je naar onzijdige zelfst. naamwoorden (het);
- Met 'zijn' verwijs je naar mannelijke zelfst. naamwoorden (de);
- Met 'haar' naar vrouwelijke zelfst. naamwoorden (de).
- Het geslacht van de-woorden moet je in het woordenboek opzoeken.
-Zie blz. 101 voor nuttig overzicht

Slide 12 - Tekstslide

De regering heeft ... besluitvorming kunnen uitstellen.
A
zijn
B
haar

Slide 13 - Quizvraag

Het kabinet heeft ... besluit schriftelijk toegelicht.
A
zijn
B
haar

Slide 14 - Quizvraag

Die familie leeft volgens ... eigen regels.
A
zijn
B
haar

Slide 15 - Quizvraag

HEN of HUN
Onderwerp: ZIJ
Lijdend voorwerp: HEN 
Meewerkend voorwerp: HUN, mits er geen voorzetsel voor staat, dan HEN.

Zij hebben hun een cadeau gegeven

Slide 16 - Tekstslide

... hebben mijn zus meegenomen
A
Zij
B
Hen
C
Hun

Slide 17 - Quizvraag

Zij heeft ... de informatie gegeven die zij wilden hebben.
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 18 - Quizvraag

Ik heb nooit iets aan ... durven vertellen.
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 19 - Quizvraag