Spelling §1-§4 NN

Spelling §1-§4 NN
Chromebook op tafel. Open de website lessonup.com
Boek, schrift, twee kleuren pennen op de hoek van je tafel.
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling §1-§4 NN
Chromebook op tafel. Open de website lessonup.com
Boek, schrift, twee kleuren pennen op de hoek van je tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
- nakijken huiswerk 
- herhalen §1 -§4 (hoofdletters & leestekens, bijvoeglijke naamwoorden, meervouden en verkleinwoorden)
- oefenen met alle regels door elkaar

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1 Hoofdletters en leestekens

Slide 5 - Tekstslide

- Begin van de zin
- Namen
- Plaatsen en woorden afgeleid van geografische benamingen

Uitzonderingen: dagen, maanden, seizoenen en windstreken
Welk antwoord is juist geschreven?
A
drachten
B
Drachten

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord is juist geschreven?
A
Mevrouw De Jong
B
Mevrouw de Jong
C
Mevrouw De jong
D
Mevrouw de jong

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

§2 Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Vaste regel voor langer maken +e, maar opletten met uitspraak. knap, knappe, talloos, talloze, geel, gele
Welke regel moet je toepassen om de lange vorm van "slap" te maken?
A
Zet een e achter het woord.
B
Haal een a, e, o of u weg en zet een e achter het woord.
C
Verdubbel de laatste letter en zet een e achter het woord.
D
Verander een f in een v of een s in een z en zet een e achter het woord.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regel moet je toepassen om de lange vorm van "rood" te maken?
A
Zet een e achter het woord.
B
Haal een a, e, o of u weg en zet een e achter het woord.
C
Verdubbel de laatste letter en zet een e achter het woord.
D
Verander een f in een v of een s in een z en zet een e achter het woord.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regel moet je toepassen om de lange vorm van "lief" te maken?
A
Zet een e achter het woord.
B
Haal een a, e, o of u weg en zet een e achter het woord.
C
Verdubbel de laatste letter en zet een e achter het woord.
D
Verander een f in een v of een s in een z en zet een e achter het woord.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

§3 Meervouden

Slide 12 - Tekstslide

+en of +s, maar weer rekening houden met uitspraak.

Daarom een apostrof bij klinkers behalve e en afkortingen.
en +ën bij woorden op ie, met de klemtoon op de laatste lettergreep.
Voorbeelden:

Wat is de standaardregel om het meervoud te maken van een woord?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

§3 Meervouden

Slide 14 - Tekstslide

+en of +s, maar weer rekening houden met uitspraak.

Daarom een apostrof bij klinkers behalve e en afkortingen.
en +ën bij woorden op ie, met de klemtoon op de laatste lettergreep.
Voorbeelden:

Wat is het meervoud van "mug"
A
mugen
B
muggen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van menu?
A
menu's
B
menus

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van luis?
A
luisen
B
luizen

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van echo?
A
echos
B
echo's

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van fobie?
A
fobien
B
fobieën
C
fobiën

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meervoud van museum?
A
musea's
B
museums
C
musea

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

§4 Verkleinwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de normale regel om een verkleinwoord te maken?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

§4 Verkleinwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Normaal: -pje, je, tje, etje

Soms pas je ook andere dingen aan aan het woord voor de uitspraak.
Wat is het verkleinwoord van "coupé"?
A
coupétje
B
coupé'tje
C
coupeetje

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van "koning"?
A
koningje
B
koninkje

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van paraplu?
A
parapluutje
B
paraplu'tje

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verkleinwoord van "kiwi"?
A
kiwietje
B
kiwiitje
C
kiwi'tje

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Link

Vragen op het bord:
- Hoe heet het team van puzzelaars?
- Wat is de beste strategie om een puzzel te maken volgens de dames?
Zelf oefenen
Zelfstandig de opdrachten maken op het papiertje dat je hebt gekregen. Er gaat plakband rond, plak het papier in je schrift. Klaar? Beschrijf drie details op het plaatje die nog niet genoemd zijn in de tekst. 

Slide 29 - Tekstslide

Klaar opdracht op het bord schrijven, zodat je de volgende slide kunt gebruiken.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Wat hebben we vandaag gedaan?
Wat gaan we volgende keer doen?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies