Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je:
A
productiefactoren
B
toegevoegde waarde
C
kapitaal
D
kapitaalgoederen
Slide 5 - Quizvraag
Stel jij hebt een eigen bedrijf en maakt 100 taarten voor hoeveel verkoop je ze dan?
A
Evenveel als de productiekosten
B
Je vraagt meer dan de productiekosten
C
Je vraagt minder dan de productiekosten
Slide 6 - Quizvraag
De verkoopprijs van een tablet is € 300. De prijs is als volgt opgebouwd: grondstoffen € 110, arbeidskosten € 48, overige productiekosten € 30, winst € 102. Wat zijn de productiekosten?
A
€ 78
B
€ 110
C
€ 158
D
€ 188
Slide 7 - Quizvraag
Jay heeft 5 armbandjes gemaakt. De productiekosten waren €6,75. Wat was de kostprijs per armbandje?
A
€1,35
B
€6,75
C
€1,75
D
€33,75
Slide 8 - Quizvraag
Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven
Slide 9 - Quizvraag
Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Dienstverlenende bedrijven
Slide 10 - Quizvraag
Er zijn drie productiesectoren. Welke hoort er niet bij ?
A
Agrarische bedrijven
B
Industriële bedrijven
C
Commerciële bedrijven
D
Dienstverlenende bedrijven
Slide 11 - Quizvraag
Zijn er opdrachten of onderwerpen uit deze paragraaf waar je (extra) uitleg over zou willen hebben?
Slide 12 - Open vraag
Leerdoelen:
Je weet wat een ondernemer is
Je kent de drie productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is
Je weet wat concurrenten zijn
Bekijk de film met de theorie over H4.2 (link in Magister)
Slide 13 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van een ondernemer
Slide 14 - Open vraag
Er zijn 3 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Producten
C
Arbeid
D
Kapitaal
Slide 15 - Quizvraag
Welke productiefactoren zie je hier? Noem de details.
Slide 16 - Open vraag
Welke productiefactoren worden hier gebruikt? Geef van elke een voorbeeld ?
Slide 17 - Open vraag
Op de foto zie je hoe groene stroom opgewekt kan worden. De natuur zorgt voor de windkracht. Naast de natuur zijn er nog twee andere productiefactoren nodig voor de opwekking van groene stroom.
Welke andere productiefactor is zichtbaar op de foto? Leg je antwoord uit.
Slide 18 - Open vraag
Tot slot:
Je gaat vraag 11 t/m 17 nakijken met het nakijkblad in de bijlage in Magister (als je de rekenvragen fout hebt bekijk je de film met de uitwerkingen).
Bekijk en beluister de uitleg van de theorie door de video te bekijken (link in Magister).
Je gaat vraag 22 t/m 28 maken en stuurt daarvan foto's op naar de juf.