H4 Logisch denken I en II: geldige en ongeldige conclusies

H4 Logisch denken I en II: geldige en ongeldige conclusies
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsWOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H4 Logisch denken I en II: geldige en ongeldige conclusies

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Logische redenering
Het komt voor dat een conclusie volgt uit de argumenten.
Dan spreken we van een logische redenering.
Het is niet altijd gemakkelijk om te zien of een redenering logisch geldig is. Er zijn ongeldige redeneringen die op het eerste gezicht erg lijken op geldige redeneringen.

Slide 4 - Tekstslide

Syllogismen
Een sluitrede
Het trekken van een conclusie
Dit zijn speciaal type redeneringen.
Er zijn geldige en ongeldige syllogismen.

Slide 5 - Tekstslide

Logisch geldig
Alle steden hebben een gemeentebestuur.
Deventer is een stad.
Dus: Deventer heeft een gemeentebestuur.

*ook wel geldige syllogisme genoemd.

Slide 6 - Tekstslide

ongeldig
SOMMIGE steden hebben een gemeentebestuur.
Deventer is een stad.
Dus: Deventer heeft een gemeentebestuur.

*Nu ongeldig door het woord SOMMIGE. Je kunt nl. laten zien dat de conclusie niet noodzakelijk uit de premissen volgt. 

Slide 7 - Tekstslide

ongeldige redenering
Sommige wetenschappelijke tijdschriften bevatten fouten.
Sommige Amerikaanse tijdschriften zijn wetenschappelijk.
Dus: Sommige Amerikaanse tijdschriften bevatten fouten.

* ook wel ongeldige syllogisme genoemd

Slide 8 - Tekstslide

Syllogisme
Kenmerkend voor een syllogisme is dat er uitspraken over groepen/klassen/verzamelingen/eigenschappen worden gedaan die gekoppeld worden aan bijzondere gevallen.
* een mens, een ding, een volk, etc.

Slide 9 - Tekstslide

Syllogisme
De meeste syllogismen bestaan uit 2 argumenten en een conclusie.
Die 2 argumenten worden de premissen genoemd.
(voorafgaande bepalingen genoemd)

Slide 10 - Tekstslide

Premissen in plaatjes tekenen
Je kunt de premissen in plaatjes verwerken. 
Zijn de plaatjes in overstemming met de conclusie? De redenering lijkt dan te kloppen. 

Als het plaatje niet in overeenstemming is met de conclusie, en je kunt met de premissen dus 2 kanten op, een die wel strookt met de conclusie en een die dat niet doet, dan zijn we altijd STRENG tegen de redenering en is de redenering ongeldig. 

Slide 11 - Tekstslide

Conclusie volgt niet uit de argumenten
Dan is een redenering dus niet geldig. 

Bijv. de premissen leiden niet automatisch naar de conclusie, er is een andere conclusie mogelijk. Dus is de redenering niet geldig.

Slide 12 - Tekstslide

Woordje 'sommige'
Sommige = meer dan nul
Sommige cirkels zijn rond = een ware uitspraak
Er bestaan namelijk ronde cirkels, er zijn er meer dan nul.
(toevallig zijn zelfs alle cirkels rond)

Slide 13 - Tekstslide

conditionele redenering
als.....dan....
Als het regent, (dan) wordt de straat nat.
Het regent.
Dus: De straat wordt nat
* Dit is een conditionele uitspraak

Slide 14 - Tekstslide

conditionele redenering
Het 1e deel (als....dan...) bevat een conditie ofwel een voorwaarde
het tweede deel beschrijft wat er gebeurt als aan de voorwaarde wordt voldaan. 

Slide 15 - Tekstslide

conditionele redenering
Vorm 1.
Als .....dan....
voorwaarde voldaan
dus conclusie klopt 

Slide 16 - Tekstslide

conditionele redenering
Vorm 1.
Als P dan Q
P
dus Q 
= WEL GELDIG!

Slide 17 - Tekstslide

conditionele redenering
Vorm 2.
Als P dan Q
Q
dus P 
= ONGELDIG!

Slide 18 - Tekstslide

conditionele redenering
Vorm 3.
Als P dan Q
NIET P
dus NIET Q 
=  WEL GELDIG!

Slide 19 - Tekstslide

conditionele redenering
Vorm 4.
Als P dan Q
NIET Q
dus NIET P 
=  ONGELDIG!

Slide 20 - Tekstslide

Ezelsbruggetje: logisch geldig
1) Als P+ dan Q+
P+
dus Q+
3) Als P+ dan Q+
NIET P+
DUS NIET Q+

Slide 21 - Tekstslide

3 belangrijke leerpunten
3 belangrijke zaken leren over logica:
1. Het begrip logische geldigheid is meer, is strenger dan 'zou kunnen'.
2. Geldige en ongeldige redeneringen lijken soms verdacht veel op elkaar.
3. Alleen al op grond van de vorm van een redenering valt soms te beoordelen of die geldig is of niet.

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeelden
Alle mensen zijn sterfelijk.
Socrates is een mens. 
Dus: Socrates is sterfelijk.
Vorm I: dus geldig
P dus Q
P
Dus Q 

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeelden
Geen enkel insect heeft acht poten.
Dit beestje heeft acht poten.
Dus: Dit beestje heeft acht poten.
Vorm I: dus geldig
P dus Q
P
Dus Q 

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeelden
Als je gezonde longen hebt, dan zul je het nooit koud hebben.
Lourens heeft 't nooit koud
Dus: Hij heeft gezonde longen
Vorm II: dus ongeldig
P dus Q
Q
Dus P 

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeelden
Sommige kale mannen zijn tandeloos.
Sommige Ethiopiërs zijn kaal.
Dus: Sommige Ethiopiërs zijn tandeloos
Vorm III: dus ongeldig
P dus Q
Sommige P
Dus Sommige Q 

Slide 26 - Tekstslide