Formuleren 2.1

Fouten in enkelvoud en
 meervoud
Formuleren 2.1


1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fouten in enkelvoud en
 meervoud
Formuleren 2.1


Slide 1 - Tekstslide

Doel
Je gebruikt het juiste getal (enkelvoud of meervoud) voor de persoonsvorm.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je? 
Even oefenen! 

Is het enkelvoud of 
 meervoud? 

Slide 3 - Tekstslide

De stapel (boeken)
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 4 - Quizvraag

De brandweer
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 5 - Quizvraag

De musea
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 6 - Quizvraag

De schoolklas
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 7 - Quizvraag

Om dit allemaal te snappen,
moet je een paar dingen weten. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm
Reef lust geen kip.

Slide 9 - Woordweb

Wat is het onderwerp?
Reef lust geen kip

Slide 10 - Woordweb

Wat is een persoonsvorm? 


De persoonsvorm (pv) laat zien wat er gebeurt in de zin, wat iemand doet. 

Het is het belangrijkste werkwoord in de zin. 

GEEN PERSOON!!!

Slide 11 - Tekstslide

Hoe vind je de dit werkwoord (pv)? 

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp
Wie doet iets of wat doet iets in de zin? 

Wie of wat plus pv.. 

Slide 13 - Tekstslide

Waarom moet je dat weten? 
Omdat de persoonsvorm en het onderwerp beiden in enkelvoud of meervoud moeten staan! 

dus NIET: Reef lusten geen kip 
of Reef en Piet lust geen kip 


Slide 14 - Tekstslide

Joost gaat naar de bios.
A
Pv: gaat, onderwerp bios
B
Pv: gaat, onderwerp Joost
C
Pv: joost, onderwerp bios

Slide 15 - Quizvraag

Helaas had Nederland weer verloren.
A
Pv: helaas, onderwerp: weer
B
Pv: Nederland, onderwerp: helaas
C
Pv: had verloren, onderwerp: Nederland
D
Pv: had, Onderwerp: Nederland

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de zin?
De pizza was door de pizzabakker niet goed belegd.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp in deze zin?
Wat valt daar nou weer van te maken?
A
Wat
B
maken
C
valt
D
weer

Slide 18 - Quizvraag

Het gaat wel eens mis in zinnen.

Pv en onderwerp staan niet gelijk qua enkelvoud of meervoud. 

De schapen gaat naar de stal.
De schapen gaan naar de stal.

schapen: meervoud
pv moet dan ook meervoud zijn! 

Hier zie je het direct.. maar dat is soms lastig. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Het onderwerp lijkt hier meervoud
een kudde schapen gaan naar de stal. 

Fout! 

kudde is 1 groep: enkelvoud

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

In 2021 had / hadden 3 procent van de studenten een X-BOX.
A
had
B
hadden

Slide 25 - Quizvraag

De mogelijke data voor het weekendje weg is in een datumprikker gezet.
A
goed
B
fout

Slide 26 - Quizvraag

Een zwerm vogels vlogen langs school.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quizvraag

Het aantal mensen dat hier voetbal kijkt/kijken, is ....
A
kijkt
B
kijken

Slide 28 - Quizvraag

De helft van de aanwezigen verlaten de wedstrijd vanwege de teleurstellende resultaten.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quizvraag

Dit jaar zijn het aantal veranderingen op school wel erg groot.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quizvraag

De media besteedt veel tijd aan het EK.
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Hoe goed snap je dit nu?
cijfer 1 - 10

Slide 33 - Woordweb

Slide 34 - Tekstslide

Maken: 
Boek B: 

Formuleren en stijl 2.1 

Slide 35 - Tekstslide