Nakijken opdracht 2 (p. 210)
1: , – staat tussen twee persoonsvormen;; – staat tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen;
. – sluit de zin af.
2 : – kondigt een citaat aan;
‘ – geeft het begin van een citaat aan;
, – staat tussen een hoofdzin en een bijzin;
. – sluit de zin af;
’ – sluit een citaat af.
3 ‘– geeft aan dat het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis;
’ – geeft aan dat het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis;
, – staat voor een aanspreking;
? – sluit een vraag af.