Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen, breuken en procenten

Verhoudingentaal en 
verhoudingen, breuken en procenten
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingentaal en 
verhoudingen, breuken en procenten

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling van vorige week

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Verhoudingentaal 
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
  • 2 van de 5, 2 per 5 en 2 op de 5 betekenen hetzelfde.
    Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander. In totaal krijg je 5 delen.

  • Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander. Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 8 - Tekstslide

Verhoudingentaal 

Slide 9 - Tekstslide

Verhoudingentaal 

Slide 10 - Tekstslide

Verhoudingentaal 

Slide 11 - Tekstslide

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Wat is de verhouding
blauw: totaal
3
4
A
3 : 4
B
4 : 3
C
4 : 7
D
3 : 7

Slide 12 - Quizvraag

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Hoeveel liter heeft zij van elke kleur nodig
om 21 liter groene verf te maken? (B : G)
3
4
A
3 : 4
B
9 : 12
C
12 : 9
D
6 : 8

Slide 13 - Quizvraag

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Wat is de verhouding
blauw: totaal
3
4
A
3 : 4
B
4 : 3
C
4 : 7
D
3 : 7

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding
5 van de 8
A
5 : 8
B
5 : 13
C
5 : 3
D
3 : 8

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding
2 per 3

Slide 16 - Woordweb

Wat is de juiste verhouding
3 op de 8
A
3 : 8
B
8 : 11
C
8 : 3
D
3 : 5

Slide 17 - Quizvraag

Verhoudingentaal 
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
  • 2 van de 5,    
      2 per 5      
      2 op de 5
    Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander. In totaal krijg je 5 delen.

  • Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander. Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

3 van de 5, 3 per 5 en 3 op de 5
Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander. 
In totaal krijg je 5 delen.

Slide 20 - Tekstslide

Verhoudingentaal
Youri gaat op fietsvakantie. 
Hij fietst in de eerste drie dagen 180 km.
Wat is de kleinste verhouding
aantal dagen : afstand in km?

Slide 21 - Tekstslide

Verhoudingen, breuken en procenten

Slide 22 - Tekstslide

Verhoudingen, breuken en procenten

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

  • Welk deel van de kopjes is blauw?
  • Hoeveel procent is er blauw?
  • Welk deel van de kopjes is rood?
  • Hoeveel procent is er rood?

Slide 25 - Tekstslide

Welke beweringen zijn juist?
A
25% van de cirkel is wit.
B
drie kwart van de cirkel is blauw.
C
1/5 deel van de cirkel is wit.
D
75% van de cirkel is wit.

Slide 26 - Quizvraag


 

breuk: 1/2
verhouding: 1 : 2
percentage: 50%



breuk: 1/4
verhouding: 1 : 4
percentage: 25%
Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.

Slide 28 - Woordweb

  • Welk deel van de geparkeerde auto's is wit?

  • Hoeveel procent van deze auto's is wit?

  • Welk deel van de geparkeerde auto's is blauw?

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide