Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen, breuken en procenten

Verhoudingentaal en 
verhoudingen, breuken en procenten
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingentaal en 
verhoudingen, breuken en procenten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je kan verhoudingentaal omzetten in rekentaal 

  •  Je kent het verband tussen verhoudingen, breuken en procenten
  • Je weet wat procenten zijn

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling van vorige week
Renske en Samira plukken aardbeien in de zomer.
Renske verdient in 4 uur € 26,-. Samira verdient in 5 uur € 32,-.
Wie verdient het meeste per uur?

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijken

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Verhoudingentaal 
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
  • 2 van de 5, 2 per 5 en 2 op de 5 betekenen hetzelfde.
    Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander.
    In totaal krijg je 5 delen.

  • Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander. Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 6 - Tekstslide

Verhoudingentaal 
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
  • 2 van de 5,    
      2 per 5      
      2 op de 5
    Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander. In totaal krijg je 5 delen.

  • Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander. Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 7 - Tekstslide

Verhoudingentaal 
Blauw
Geel
Groen
2
3
6
4
2
4
8
12

Slide 8 - Tekstslide

Verhoudingentaal 

Slide 9 - Tekstslide

3 van de 5, 3 per 5 en 3 op de 5
Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander. 
In totaal krijg je 5 delen.

Slide 10 - Tekstslide

Verhoudingentaal
Youri gaat op fietsvakantie. 
Hij fietst in de eerste drie dagen 180 km.
Wat is de kleinste verhouding
aantal dagen : afstand in km?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Verhoudingentaal 
3 van de 7 studenten komt op de scooter naar school.
De school heeft 350 studenten.


Hoeveel studenten komen op de scooter naar school?


De verhouding aantal studenten op de scooter : totaal aantal studenten is 3 : 7.
Het totaal aantal studenten is 490.

Slide 13 - Tekstslide

Verhoudingentaal 
3 van de 7 studenten komt op de scooter naar school.
De school heeft 350 studenten.


Hoeveel studenten komen op de scooter naar school?




Slide 14 - Tekstslide

Verhoudingentaal 
3 van de 7 studenten komt op de scooter naar school.
De school heeft 350 studenten.


Hoeveel studenten komen op de scooter naar school?




Slide 15 - Tekstslide

Een school heeft 3200 studenten.
3 op de 8 studenten komen met de fiets naar school.

Slide 16 - Tekstslide

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Wat is de kleinste verhouding
blauw : totaal
3
4
A
3 : 4
B
4 : 3
C
4 : 7
D
3 : 7

Slide 17 - Quizvraag

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Hoeveel liter heeft zij van elke kleur nodig
om 21 liter groene verf te maken? (Blauw : Geel)
3
4
A
3 : 4
B
9 : 12
C
12 : 9
D
6 : 8

Slide 18 - Quizvraag

Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
2 van de 5, 2 per 5 en 2 op de 5 betekenen hetzelfde.
Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander.
In totaal krijg je 5 delen.

Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander.
Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 19 - Tekstslide

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Wat is de verhouding
blauw: totaal
3
4
A
3 : 4
B
4 : 3
C
4 : 7
D
3 : 7

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding
5 van de 8
A
5 : 8
B
5 : 13
C
5 : 3
D
3 : 8

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding
3 per 7
A
3 : 7
B
3 : 4
C
7 : 3
D
4 : 3

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding
5 per 9
A
5 : 4
B
9 : 5
C
5 : 9
D
4 : 5

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding
4 per 5

Slide 24 - Woordweb

Wat is de juiste verhouding
3 op de 10
A
3 : 7
B
7 : 10
C
3 : 10
D
7 : 3

Slide 25 - Quizvraag

In de afbeelding zie je hoeveel suiker appelsap en cola bevat.
Wat is bij de appelsap de kleinste verhouding
aantal klontjes suiker : aantal liter?

Wat is bij de cola de kleinste verhouding
aantal klontjes suiker : aantal liter?

Slide 26 - Tekstslide

Verhoudingen, breuken en procenten

Slide 27 - Tekstslide

Verhoudingen, breuken en procenten

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

  • Welk deel van de kopjes is blauw?

  • Hoeveel procent is er blauw?

  • Welk deel van de kopjes is rood?

  • Hoeveel procent is er rood?

Slide 30 - Tekstslide

Welke beweringen zijn juist?
A
25% van de cirkel is wit.
B
drie kwart van de cirkel is blauw.
C
1/5 deel van de cirkel is wit.
D
75% van de cirkel is wit.

Slide 31 - Quizvraag

Procenten?

Slide 32 - Tekstslide

Procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
6 van de 100 hokjes zijn grijs: 6% is grijs.
12 van de 100 hokjes zijn rood: 12% is rood.

Slide 33 - Tekstslide

Procenten herkennen en gebruiken
De boot is afgebeeld in een honderdveld.
Hoeveel vakjes zijn er geel?
Hoeveel % is dat?

Slide 34 - Tekstslide

even oefenen
  • Hoeveel ml vloeistof zit er in deze buis?

  • Hoeveel ml kan er nog bij in deze buis?

  • Voor hoeveel procent is deze buis gevuld?

  • Deze buis wordt voor 75% gevuld.
    Hoeveel ml. vloeistof moet er worden bijgeschonken om deze buis te vullen tot 75%?

Slide 35 - Tekstslide


 

  • breuk: 1/2
  • verhouding: 1 : 2
  • percentage: 50%



  • breuk: 1/4
  • verhouding: 1 : 4
  • percentage: 25%
Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.

Slide 36 - Tekstslide

Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.

Slide 37 - Woordweb

  • Welk deel van de geparkeerde auto's is wit?

  • Hoeveel procent van deze auto's is wit?

  • Welk deel van de geparkeerde auto's is blauw?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

(T)huiswerk
  • Maak domein 3 af en begin aan domein 4.1 en 4.2 

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Een verhouding lezen....
is belangrijk om te snappen wat er staat.

helpt je om de juiste getallen op te schrijven, en

Zorgt ervoor dat je dus weet wat je moet berekenen.

Slide 48 - Tekstslide

Een verhouding ...
A
Gaat altijd over het totaal.
B
Vertelt je hoe is verdeeld is.
C
Kan je niet gebruiken om te vergelijken.
D
Gebruik je om te schatten.

Slide 49 - Quizvraag

Er zijn verschillende soorten
1 van de 5
1 op de 5
1 per 5
1 staat tot 5
....

Wat is nu het verschil?

Slide 50 - Tekstslide

Sleep de juiste verhouding naar de juiste 
1 : 4
1 : 5
2 : 5
2 : 7
2 : 3
1 van de 5
1 staat tot 5
2 per 7
2 staat tot 7
2 op de 5

Slide 51 - Sleepvraag

De taal maakt dus uit.


2 staat tot 7 betekent dus:

2 van het ene en 7 van het andere.

2 : 7

Slide 52 - Tekstslide

En de andere?
2 op 7
2 van de 7
2 per 7

2 van het totaal 7
2 : 5 (= samen 7)
Groot verschil dus ...

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Video