Domein 3 Verhoudingentaal en verhoudingen, breuken en procenten

Verhoudingentaal en 
verhoudingen, breuken en procenten
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingentaal en 
verhoudingen, breuken en procenten

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je kan verhoudingentaal omzetten in rekentaal 

  •  Je kent het verband tussen verhoudingen, breuken en procenten
  • Je weet wat procenten zijn

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling van vorige week
Renske en Samira plukken aardbeien in de zomer.
Renske verdient in 4 uur € 26,-. Samira verdient in 5 uur € 32,-.
Wie verdient het meeste per uur?

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijken

Slide 4 - Tekstslide

Verhoudingentaal 
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
  • 2 van de 5, 2 per 5 en 2 op de 5 betekenen hetzelfde.
    Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander. In totaal krijg je 5 delen.

  • Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander. Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 5 - Tekstslide

Verhoudingentaal 

Slide 6 - Tekstslide

Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
2 van de 5, 2 per 5 en 2 op de 5 betekenen hetzelfde.
Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander.
In totaal krijg je 5 delen.

Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander.
Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 7 - Tekstslide

Verhoudingentaal 

Slide 8 - Tekstslide

Verhoudingentaal 
3 van de 7 studenten komt op de scooter naar school.
De school heeft 490 studenten.


Hoeveel studenten komen op de scooter naar school?


De verhouding aantal studenten op de scooter : totaal aantal studenten is 3 : 7.
Het totaal aantal studenten is 490.

Slide 9 - Tekstslide

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Wat is de verhouding
blauw: totaal
3
4
A
3 : 4
B
4 : 3
C
4 : 7
D
3 : 7

Slide 10 - Quizvraag

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Hoeveel liter heeft zij van elke kleur nodig
om 21 liter groene verf te maken? (B : G)
3
4
A
3 : 4
B
9 : 12
C
12 : 9
D
6 : 8

Slide 11 - Quizvraag

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Wat is de verhouding
blauw: totaal
3
4
A
3 : 4
B
4 : 3
C
4 : 7
D
3 : 7

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding
5 van de 8
A
5 : 8
B
5 : 13
C
5 : 3
D
3 : 8

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste verhouding
2 per 3

Slide 14 - Woordweb

Wat is de juiste verhouding
3 op de 8
A
3 : 8
B
8 : 11
C
8 : 3
D
3 : 5

Slide 15 - Quizvraag

Verhoudingentaal 
Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.
  • 2 van de 5,    
      2 per 5      
      2 op de 5
    Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander. In totaal krijg je 5 delen.

  • Bij 2 staat tot 5 (2 : 5), neem je 2 delen van het één en 5 delen van het ander. Je krijgt in totaal 7 delen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

3 van de 5, 3 per 5 en 3 op de 5
Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander. 
In totaal krijg je 5 delen.

Slide 18 - Tekstslide

Verhoudingentaal
Youri gaat op fietsvakantie. 
Hij fietst in de eerste drie dagen 180 km.
Wat is de kleinste verhouding
aantal dagen : afstand in km?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

In de afbeelding zie je hoeveel suiker appelsap en cola bevat.
Wat is bij de appelsap de kleinste verhouding
aantal klontjes suiker : aantal liter?

Wat is bij de cola de kleinste verhouding
aantal klontjes suiker : aantal liter?

Slide 21 - Tekstslide

Verhoudingen, breuken en procenten

Slide 22 - Tekstslide

Verhoudingen, breuken en procenten

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

  • Welk deel van de kopjes is blauw?

  • Hoeveel procent is er blauw?

  • Welk deel van de kopjes is rood?

  • Hoeveel procent is er rood?

Slide 25 - Tekstslide

Welke beweringen zijn juist?
A
25% van de cirkel is wit.
B
drie kwart van de cirkel is blauw.
C
1/5 deel van de cirkel is wit.
D
75% van de cirkel is wit.

Slide 26 - Quizvraag

Procenten?

Slide 27 - Tekstslide

Procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
6 van de 100 hokjes zijn grijs: 6% is grijs.
12 van de 100 hokjes zijn rood: 12% is rood.

Slide 28 - Tekstslide

Procenten herkennen en gebruiken
De boot is afgebeeld in een honderdveld.
Hoeveel vakjes zijn er geel?
Hoeveel % is dat?

Slide 29 - Tekstslide

even oefenen
  • Hoeveel ml vloeistof zit er in deze buis?

  • Hoeveel ml kan er nog bij in deze buis?

  • Voor hoeveel procent is deze buis gevuld?

  • Deze buis wordt voor 75% gevuld.
    Hoeveel ml. vloeistof moet er worden bijgeschonken om deze buis te vullen tot 75%?

Slide 30 - Tekstslide


 

  • breuk: 1/2
  • verhouding: 1 : 2
  • percentage: 50%



  • breuk: 1/4
  • verhouding: 1 : 4
  • percentage: 25%
Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.

Slide 31 - Tekstslide

Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.

Slide 32 - Woordweb

  • Welk deel van de geparkeerde auto's is wit?

  • Hoeveel procent van deze auto's is wit?

  • Welk deel van de geparkeerde auto's is blauw?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

(T)huiswerk
  • Maak domein 3 af en begin aan domein 4.1 en 4.2 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide