Herhaling MO, MK

Herhaling
Marginale opbrengst
Marginale kosten
Maximale omzet
Maximale winst
Breakeven 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Herhaling
Marginale opbrengst
Marginale kosten
Maximale omzet
Maximale winst
Breakeven 

Slide 1 - Tekstslide

Waar staat MO voor?
A
marginale opbrengst
B
minimale opbrengst
C
moederdag
D
maximale omzet

Slide 2 - Quizvraag

Waar staat MK voor?
A
minimale kosten
B
maximale winst
C
maximale kosten
D
marginale kosten

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent marginale opbrengst?
A
De opbrengst van een product
B
de extra opbrengst van een product
C
de extra opbrengst van een extra product
D
de extra omzet van een extra product

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent marginale kosten?
A
De extra omzet van een product
B
de extra kosten van een product
C
de extra kosten van één extra product
D
de extra kosten bij een extra bestelling

Slide 5 - Quizvraag

Wat is er aan de hand in punt..?
A
B
C
A
B
C

Slide 6 - Tekstslide

Wordt er winst of verlies gemaakt in punt A?
A
Winst
B
Verlies
C
geen van beide

Slide 7 - Quizvraag

Wordt er winst of verlies gemaakt in punt C?
A
winst
B
verlies
C
geen van beide

Slide 8 - Quizvraag

Wordt er winst of verlies gemaakt in punt B?
A
winst
B
verlies
C
geen van beide

Slide 9 - Quizvraag

Wat is er zo bijzonder aan punt B?
A
daar wordt maximale winst behaald
B
daar wordt maximale omzet behaald
C
dat is een BEP
D
daar is de winst 0

Slide 10 - Quizvraag

Maximale omzet
Bij het stuk tot B is er steeds sprake van toename omzet. MO is positief. 

Slide 11 - Tekstslide

Maximale omzet
MO neemt wel af. Op de top is MO gelijk aan nul.
Er is geen helling meer. 

Slide 12 - Tekstslide

Maximale omzet
De omzet is maximaal bij 
MO = 0

Slide 13 - Tekstslide

Laten we eens goed naar deze grafiek gaan kijken....

Slide 14 - Tekstslide

Waar staat GO voor?

Slide 15 - Open vraag

GO = gemiddelde opbrengst
TO/ q = GO
€15.000/ 2.000 = € 7,50
GO x q = TO
€ 7,50 X 2.000 = € 15.000

Slide 16 - Tekstslide

Break even --> omzet is even groot als kosten

Slide 17 - Tekstslide

Bij welke hoeveelheid is er een bep?
A
bij 18 (x10.000)
B
bij 4 (x 10.000)
C
bij 11 (x 10.000)
D
bij 22 (x 10.000)

Slide 18 - Quizvraag

Bij welke hoeveelheid is er maximale omzet?
A
bij 11 (x10.000)
B
bij 30 (x 10.000)
C
bij 15 (x 10.000)
D
bij 22 (x 10.000)

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer is er ook al weer maximale omzet?
A
MO=0
B
TO=0
C
TO=TK
D
MO=MK

Slide 20 - Quizvraag

Arceer de omzet bij maximale winst

Slide 21 - Tekstslide

MO=MK
Als de extra opbrengst bij 1 extra product gelijk is aan de extra kosten van dat ene extra product wordt er maximale winst behaald. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Hoeveel is de marginale winst als ik 1 i.p.v. 0 producten ga maken en verkopen?

Slide 24 - Open vraag

Hoeveel is de marginale winst als ik 4 i.p.v. 3 producten ga maken en verkopen?

Slide 25 - Open vraag

Hoeveel is de marginale winst als ik 5 i.p.v. 4 producten ga maken en verkopen?

Slide 26 - Open vraag

Bij hoeveel producten heb ik dus maximale winst?
A
bij 4
B
bij 5
C
bij 3
D
bij 1

Slide 27 - Quizvraag

maximale winst
Is er dus als:

MO=MK

Slide 28 - Tekstslide

dus dit moet je uit je hoofd leren!
BEP :                             GO=GTK
maximale omzet :  MO=0
maximale winst :    MO=MK

Slide 29 - Tekstslide

Stappenplan arceren:
1. Zoek het punt dat je nodig hebt
2. Ga naar de q-as
3. Trek vanaf daar een lijn omhoog
4. Nu kan je alles aflezen op de verticale as

Slide 30 - Tekstslide

Arceer de omzet bij maximale winst

Slide 31 - Tekstslide

Stap 1: zoek het punt
De vraag was: arceer de omzet bij maximale winst

Slide 32 - Tekstslide

stap 2: ga naar de q-as

Slide 33 - Tekstslide

stap 3: trek een lijn omhoog

Slide 34 - Tekstslide

stap 4: lees af wat je nodig hebt. 
Tekst
De vraag was: arceer de omzet 
bij max winst

Slide 35 - Tekstslide

Pak het domein D boekje
lees hoofdstuk 13 nogmaals door
Schrijf je vragen in de kantlijn of in je schrift voor de (volgende) les
Maak 13.1 en 13.2

Slide 36 - Tekstslide