Vaste tekststructuren 1

Vaste tekststructuren
In deze les leer je dat teksten vaak een vaste structuur hebben. 

Lees tekst 1 op blz. 98 van je havo-boek


LINK
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Vaste tekststructuren
In deze les leer je dat teksten vaak een vaste structuur hebben. 

Lees tekst 1 op blz. 98 van je havo-boek


LINK

Slide 1 - Tekstslide

Wat staat er in het middenstuk?
A
argumenten bij het standpunt uit de inleiding
B
een antwoord op een vraag uit de inleiding
C
oplossingen voor het probleem uit de inleiding

Slide 2 - Quizvraag

Teksten zijn verdeeld in drie stukken: inleiding, middenstuk en slot.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Een bekende structuur is de geven/nemenstructuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Een andere bekende structuur is de verklaringstructuur.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een tekst met een vraag/antwoordstructuur geeft de vraag in de kern.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een tekst met een probleem/oplossingstructuur geeft de beste oplossing in het slot.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Een tekst met een verklaringstructuur geeft in het slot een samenvatting.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Een tekst met een argumentatiestructuur geeft de beste oplossing in het slot.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van tekst 2?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het schrijfdoel van de auteur? (tekstdoel)

Slide 11 - Open vraag

Uit welke alinea('s) bestaat de inleiding? Noteer alleen de nummers

Slide 12 - Open vraag

Uit welke alinea('s) bestaat het slot? Noteer alleen de nummers

Slide 13 - Open vraag

Gebruik het volgende woord in een zin: 'denderen'

Slide 14 - Open vraag

Gebruik het volgende woord in een zin: 'geleidelijk'

Slide 15 - Open vraag

Gebruik het volgende woord in een zin: 'aanvankelijk'

Slide 16 - Open vraag

Gebruik het volgende woord in een zin: 'vergen'

Slide 17 - Open vraag

Gebruik het volgende woord in een zin: 'intensief'

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent de titel van de tekst 'Gehoorbeschadiging: een sluipend gevaar'?

Slide 19 - Open vraag

Wat bedoelt de auteur met 'een sociaal probleem' (alinea 2)?

Slide 20 - Open vraag

Onder welke twee omstandigheden hebben de zintuigcellen de meeste kans op blijvende schade?

Slide 21 - Open vraag

Hoe lang zou je eigenlijk in een discotheek (zonder uitschieters) moeten blijven om geen gehoorschade op te lopen? (alinea 4)

Slide 22 - Open vraag

Op welke twee manieren kan het geluid van een mp3-speler of iPod worden verminderd?

Slide 23 - Open vraag

Welke drie tips staan er in de tekst om de gehoorschade te beperken?

Slide 24 - Open vraag

Welke structuur heeft deze tekst?
A
probleem/ oplossingstructuur
B
verklaringstructuur
C
vraag/antwoordstructuur

Slide 25 - Quizvraag

Welke drie tekststructuren ken je?

Slide 26 - Open vraag