Havo 4 Renaissance architectuur oefenen

Renaissance
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Renaissance

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Renaissance

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Renaissance wordt meestal in drie perioden ingedeeld:

 
  • de Vroege Renaissance (1420-1500)
  • de Hoog-Renaissance (1500-1535)
  • de Laat-Renaissance of het Maniërisme (1520-1600).

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van de Renaissance
  • Herleving van de klassieke architectuur 
  • Ontwerpregels
  • Wetenschappelijk onderzoek
  • Humanisme
  • Perspectief
  • De naam van de kunstenaar
  • Nieuwe gebouwtypen
  • Decoratieve elementen met nut
Klassieke stijlkenmerken en stijlelementen, soms een kopie van de oude klassieke stijl, vaak een eigen interpretatie. In de beeldhouwkunst werden weer klassieke beelden gehouwen en de schilderkunst werd veel realistischer (denk ook aan de realistische kleuren, de anatomie van de afgebeelde personen, de exacte afbeeldingen en aan de perspectief). In de theaterwereld namen de komedies en tragedies de plaats in van moraliserende religieus getinte toneelstukken.
Er werd ontworpen op basis van een van te voren vastgesteld systeem van regels vanuit de Romeinse bouwkunst (verhoudingen, vormkeuze, bouwvolume). Men wilde de perfecte klassieke bouwkunst evenaren. (De laat-Gotiek had een minder streng bouwplan.)
De nadruk ligt niet op het onderworpen zijn aan de kerkelijke dogma's, maar op de intellectuele prestaties, wetenschappelijk onderzoek (kennis) en denken (ideeën). Klassieke Latijnse en Griekse werken werden vertaald en bestudeerd. Dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst konden de werken eenvoudiger worden vermenigvuldigd en door velen gelezen worden. In de wetenschap was de voertaal Latijn (zoals nu het Engels als algemeen aanvaarde taal geldt in de wetenschappen), maar veel werd ook vertaald in de volkstaal.

De mens, zijn intellectuele capaciteiten en technische vaardigheden spelen een veel grotere rol dan in de tijd daarvoor. Wetenschappers en handwerksmannen konden zich elders vestigen, wanneer hen dat beter uitkwam. Door de gemakkelijke uitwisseling van ideeën en technieken waren er veel innovaties.
Men begon te twijfelen aan de tot dan toe vanzelfsprekende macht van de kerk. Het humanisme komt op, dat zich o.m. richtte op dichtkunst, geschiedenis, filosofie en welsprekendheid. De Renaissance omvat dus ook een herboren worden van kunst en wetenschap. De Renaissance is de tijd van de grote ontdekkingsreizen.
Rond 1430 was het perspectief als wiskundige methode uitgevonden wat belangrijke invloed had op de ruimtelijke opgave en ervaring. Het gebouw werd een homogene compositie, één geheel. De term voor dit soort perspectief in de schilderkunst is lineair perspectief (lijnperspectief): de diepte die je in het echt ziet, wordt via lijnen naar één of meer verdwijnpunten, op het platte vlak realistisch weergegeven.
De kunstenaar (architect, schilder, beeldhouwer) was niet langer anoniem en bij voorkeur breed geöriënteerd ("uomo universale").
De villa als herenboerderij stond, naar Romeins voorbeeld, in nauwe relatie met de omgeving, met de natuur. Uit de villa ontwikkelde zich de grote paleizen met uitgestrekte parkomgeving.
De "decoratieve" bouwelementen als waterlijst, kroonlijst, fronton e.d. hadden wel degelijk hun nut als bescherming tegen het hemelwater.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwkundige Kenmerken van de renaissance
  • Geometrische vormen, compacte bouwvolumes
  • Symmetrie 
  • Rustica
  • Rondbogen
  • Zware kroonlijsten
  • Centraalbouw
  • Klassieke elementen
  • toepassing van de Gulden Snede
Het gebouw bestaat uit geometrische vormen (cylinder, kubus en halve bol), gescheiden of geaccentueerd door pilasters en lijsten. Veel pilasters waren boven elkaar toegepast, gescheiden door brede lijsten; later in de Renaissance waren er veel brede doorlopende pilasters (vanaf begane grond over meerdere verdiepingen).
In de Renaissance streeft men naar harmonie. Symmetrie is hierbij heel belangrijk. 
Rustica is het gebruik van zeer zware, ruw behakte blokken natuursteen (gebosseerde natuursteen) onderaan de buitengevel.
In de Renaissance werd veel rustica toegepast, speciaal op de gevel van de beganegrond, die hierdoor robuuster en belangrijker oogde. De textuur van de blokken steen komt nog meer tot uitdrukking omdat zij contrasteert met andere, gladde gevelelementen. De randen en zijkanten van de rustica-blokken waren glad om toch een regelmatig patroon te verkrijgen.

Een rondboog is een boog die een halve cirkel beslaat. Het werd in de vroege middeleeuwen veel gebruikt en in de Renaissance zie je dus ook weer veel halfronde bogen  boven de muuropeningen.
Een kroonlijst is een vooruitspringende lijst of het bovenste deel van een gevel.
Bij gebouwen is de kroonlijst de horizontale uitspringende en meestal geprofileerde band, die de bekroning vormt van een muur onder het dak of boven een ander belangrijk bouwonderdeel zoals vensters, portiek, dakkapel. 
De lijsten die de verdiepingen accentueren en dus niet onderdeel uitmaken van de "kroon" van het gebouw, worden cordonlijsten genoemd. Verder worden er ook waterlijsten gebruikt. Horizontale vooruitspringende elementen die dienen om het regenwater af te voeren.
Bij centraalbouw is de inrichting van een gebouw sterk op het midden gericht, in de plattegrond is dat duidelijk waarneembaar. De centraalbouw vindt in Europa zijn oorsprong in de klassieke architectuur (bijvoorbeeld Pantheon). In de Italiaanse renaissance werd de centraalbouw weer op grotere schaal toegepast, zij het vaak in combinatie met lengtebouw zoals bij de Sint-Pieterskerk in Rome. 
  • zuilen en pilasters (naar (laat-)klassiek voorbeeld)
  •  fronton, pilasters of halfzuilen als omlijsting van vensters, deuren en muurnissen.
  • in portalen werd het triomfboogmotief toegepast.  
  • De zuilenorden Dorisch, lonisch, Corintisch en Toscaans (met gladde zuilschacht) werden door elkaar toegepast. In hoge muren werden de drie zuilenorden boven elkaar gebruikt, telkens door een horizontale lijst gescheiden. 
  •  opbouw van de gevel volgens het principe van de opbouw van de zuil (basement-schacht-kapiteel)
Voor gebouwen moest het modulaire systeem (Vitruvius spreekt van proportio) toegepast worden. Dit was een middel om de volmaakte harmonie van de verschillende onderdelen – net als bij het menselijke lichaam- met het geheel te combineren.
In het modulaire systeem neem je een module als vaste maat, bijvoorbeeld de viering van een kerk zoals Brunelleschi dit deed bij de Santo Spirito. Deze module wordt dan gedeeld of vermenigvuldigd, waarbij één staat tot twee een populaire verhouding was. De travee in de zijbeuk wordt dan bijvoorbeeld de helft van de travee van het schip. Zo wordt elk onderdeel van de kerk afgeleid van de module en ontstaat er een harmonische eenheid.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

            Vitruvius (± 85 – 20 v.Chr)
  • Grondbeginselen van de bouwkunst
  • De menselijke maat
  • Vitriviaanse regels
  • Gulden snede
  •  Firmitas, Utilitas en Venustas 
De Romeinse architect Vitruvius heeft met zijn, ‘Handboek bouwkunde’, of zoals het oorspronkelijk getiteld was, ‘De Architectura’, (ca 25 v chr) de grondbeginselen van de bouwkunst in tien boeken netjes op een rij gezet en uit de doeken gedaan. Zo schrijft deze architect onder meer over de theorie van de architectuur, de juiste manier om een stad aan te leggen, bouwmaterialen, Ionische en Dorische tempels en openbare gebouwen. Dit geschrift werd in 1414 gevonden, rijkelijk geïllustreerd en in grote aantallen gedrukt.
Volgens Vitruvius was de mens de maat der dingen. Verschillende vaste verhoudingen vloeiden volgens hem voort uit de harmonie van de kosmos.  Vitruvius schreef in zijn derde boek van ‘De Architectura’:
 ‘Het natuurlijke middelpunt van een lichaam is de navel. Als een mens op de grond ligt met gespreide armen en benen, en men trekt vanuit de navel als middelpunt met een passer een cirkel, dan zullen zijn vingers en tenen de omtrek raken. Zoals het lichaam in de figuur van een cirkel past, zo zal men er evenzeer de lijnen van een vierkant in ontdekken. Wanneer het van de voetzolen tot de bovenkant van de schedel wordt gemeten en deze maat wordt vergeleken met de uitgestrekte armen, zal men dezelfde hoogte als breedte vinden, net als bij een vlak dat met de winkelhaak vierkant is uitgezet.’

Voor gebouwen moest het modulaire systeem toegepast worden. Dit was een middel om de volmaakte harmonie van de verschillende onderdelen met het geheel te combineren. Denk maar aan de gevel die Alberti voor de Santa Maria Novella ontworpen had. In het modulaire systeem neem je een module als vaste maat, bijvoorbeeld de viering van een kerk zoals Brunelleschi dit deed bij de Santo Spirito. Deze module wordt dan gedeeld of vermenigvuldigd, waarbij één staat tot twee een populaire verhouding was. De travee in de zijbeuk wordt dan bijvoorbeeld de helft van de travee van het schip. Zo wordt elk onderdeel van de kerk afgeleid van de module en ontstaat er een harmonische eenheid.
De proporties van de verschillende bouwonderdelen zijn niet willekeurig, maar zijn gebaseerd op vaste verhoudingen. Ook dit gaat terug op Pythagoras en Plato. Pythagoras had ontdekt dat als er twee snaren zijn waarbij de eerste twee keer zo lang is als de tweede, de toon van de lange snaar ook precies twee keer zo laag is. Zo ontstaat wat in de muziek een octaaf wordt genoemd: een verhouding van één staat tot twee. Tussen de lengte en het geluid was dus een duidelijk verband. Uit deze verrassende ontdekking van Pythagoras concludeerden de Grieken dat de gehele natuur, ja zelfs de hele kosmos volgens bepaalde proporties –wiskundig als het ware- in elkaar zat.
In de Renaissance werden deze voorschriften verheven tot de klassieke, Vitruviaanse regels. 
De humanistische, neoplatoonse school van Cosimo de Medici in Florence zag verband tussen de filosofie van Plato en het Christendom. Zoals de mens precies in een cirkel en een vierkant past, weerspiegelen de platoonse kubus, bol en cilinder de universele orde en harmonie. Om Goddelijke harmonie te bereiken, werd gemeten. Elke renaissancearchitect moest een modulair systeem en goede proporties als canon toepassen. Bepaalde verhoudingsgetallen (als in de Gulden Snede) drukten kosmische harmonie uit.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de renaissance keek men vol bewondering naar een oudere cultuur. Naar welke cultuur keken ze ?
A
Egyptenaren
B
Fransen
C
Grieken/Romeinen
D
Engelse

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Griekse Tempel
Fries
Voetstuk
Kapiteel
Timpaan
Zuilschacht
Architraaf

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zie je de gevel van de Santa
Maria Novella in Florence. Welke klassieke
elementen zie je?

Slide 11 - Open vraag

Gebruik van symmetrie
Gebruik van klassieke bouwelementen: timpaan, zuilen
Materiaalkeuze: Marmer
Centrale toegang is gebaseerd op het klassieke motief van de triomfboog
De Santa Maria Novella was een gotische
kerk. De voorgevel werd door de Leon Battista
Alberti tussen 1458 en 1470 gebouwd in
Renaissancestijl. Geef drie voorbeelden waaraan
je kunt zien dat de gevel in de Renaissance is gebouwd.

Slide 12 - Open vraag

Goede antwoorden kunnen bijvoorbeeld zijn:
- Gebruik van klassieke elementen (zie voorgaande vraag)
- Het streven naar harmonie
- Streven naar de perfecte maatvoering. Lengte/breedte zijn in balans. (gebruik Gulden Snede
- Gebruik van (kroon)lijsten
Welke begrippen horen NIET bij de Renaissance
A
schilderkunst zonder diepte
B
Kerk als belangrijkste opdrachtgever
C
de klassieke oudheid als inspiratie
D
Humanisme

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat de renaissance niet overal plaatsvond is het niet echt een tijdperk, zoals de middeleeuwen dat wel is. Tijdens elke eeuwen vond de renaissance grofweg plaats?
A
13e en 14e eeuw
B
15e en 16e eeuw
C
14e en 15e eeuw
D
16e en 17e eeuw

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Renaissance zijn kunstwerken gemaakt die
...
zijn dan de kunstwerken uit de klassieke oudheid
A
precies hetzelfde
B
eenvoudiger
C
verder ontwikkeld
D
abstracter

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(5) Waarom kon de renaissance zich aan het eind van de 15e eeuw zo snel verspreiden?
A
door de schilderkunst
B
door de steden
C
door de boekdrukkunst
D
door de muziek

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke beschrijving hoort NIET bij de renaissance?
A
Het levensmotto wordt "memento mori"
B
Er komt nieuwe aandacht voor de klassieken
C
De homo universalis wordt het ideaalbeeld
D
Humanisten zijn belangrijke verspreiders

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

verschillen architectuur
Renaissance
* harmonische maatverhoudingen
* modulus/ gulden snede
* geometrische basisvormen
* symmetrie
Manierisme
* zuilen, consoles en vensters hebben geen dragende functie maar versierende functie.
* bouwen van spannende schelpen grotten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Renaissance
Manierisme

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Renaissance
Manierisme

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je moet alle gele vakken koppelen aan het juiste rode vak.
JUIST
NIET JUIST
In de renaissance was overlapping de belangrijkste methode om diepte te suggereren.
In de renaissance was meetkundig perspectief onder kunstenaars geliefd.
In de renaissance vonden kunstenaars plasticiteit niet belangrijk.
In de renaissance was men minder goed in perspectief dan in de middeleeuwen.

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep het juiste antwoord naar de vraag.
Welke uitspraak over de Renaissance is JUIST?
Overlapping was de belangrijkste methode om perspectief te suggereren
De toepassing van het meetkundig perspectief was onder kunstenaars geliefd
De toepassing van plasticiteit was niet iets waar kunstenaars zich mee bezighielden
Men was minder goed in staat tot het toepassen van perspectief dan in de middeleeuwen

Slide 22 - Sleepvraag

In de Renaissance wilde men graag de theorie van het meetkundig perspectief in de schilderijen toepassen. Men schilderde zoveel mogelijk de juiste verhoudingen en levensecht door middel van plasticiteit.