In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Leenwoorden in het Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van de les weet je dat er in het Nederlands Engelse, Duitse en Franse leenwoorden zijn en kan je deze herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
Introduceer het leerdoel aan het begin van de les.
Wat weet je al over leenwoorden in het Nederlands?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn leenwoorden?
Leenwoorden zijn woorden uit een andere taal die in onze taal worden gebruikt.
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat leenwoorden zijn en geef voorbeelden.
Engelse leenwoorden
Voorbeelden van Engelse leenwoorden zijn: computer, smartphone en website.
Slide 5 - Tekstslide
Laat de leerlingen Engelse leenwoorden herkennen.
Duitse leenwoorden
Voorbeelden van Duitse leenwoorden zijn: kindergarten, rucksack en autobahn.
Slide 6 - Tekstslide
Laat de leerlingen Duitse leenwoorden herkennen.
Franse leenwoorden
Voorbeelden van Franse leenwoorden zijn: restaurant, bureau en chauffeur.
Slide 7 - Tekstslide
Laat de leerlingen Franse leenwoorden herkennen.
Herkenning van leenwoorden
Leenwoorden zijn vaak te herkennen aan de spelling en de uitspraak.
Slide 8 - Tekstslide
Leg uit hoe leenwoorden te herkennen zijn.
Oefening
Laat de leerlingen in groepjes van twee of drie een lijst maken van leenwoorden die zij kennen.
Slide 9 - Tekstslide
Geef de leerlingen de opdracht om in groepjes van twee of drie een lijst te maken van leenwoorden die zij kennen.
Samenvatting
Leenwoorden zijn woorden uit een andere taal die in onze taal worden gebruikt. In het Nederlands zijn er Engelse, Duitse en Franse leenwoorden.
Slide 10 - Tekstslide
Vat de les samen en herhaal het leerdoel.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.