16 mei B1e Grammatica nw gez + mvw

Welkom!
do 21 april
  • Je telefoon in de kast
  • Ga rustig zitten op je vaste plek  
  • Pak alvast je boek en je schrift
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
do 21 april
  • Je telefoon in de kast
  • Ga rustig zitten op je vaste plek  
  • Pak alvast je boek en je schrift

Slide 1 - Tekstslide

min. 1
 Wat gaan we doen?

  • Grammatica: Naamwoordelijk gezegde
  • Huiswerk nakijken
  • Grammatica: meewerkend voorwerp
  • Oefenen
  • Keuzeboek lezen
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

min. 3
Grammatica 1
Naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Tekstslide

56
Naamwoordelijk gezegde
  • Werkwoordelijk gezegde > wat iemand doet
  • Naamwoordelijk gezegde > wat iemand is of wordt

Slide 4 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde
Koppelwerkwoorden bij naamwoordelijk gezegde:
  • zijn
  • worden
  • blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Slide 5 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde
Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
  1.  Staat er zijn/worden of koppelwerkwoord?
  2.  Zegt werkwoord dat iemand/iets is, wordt of blijft?
  3.  Vraag: Wat pv + o + andere werkwoorden?

Slide 6 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdrachten handout (5, 1, 2, 3)

Slide 7 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdracht 5 
  • 1. Na drie uur in het zwembad / waren / de leerlingen van klas 1C / bekaf. 
  • 2. In Nederland / zullen / de liedjes van André Hazes / altijd / bekend / blijven
  • 3. Later / wordt / Heleen van Velsen / vermoedelijk / een beroemde danseres

Slide 8 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdracht 5
  • 4. De toets van muziek / bleek / behoorlijk lastig / te zijn
  • 5. Zou / meneer Van Houten / volgend jaar / de beste docent Frans / blijven
  • 6. Meestal / zijn / de films van Steven Spielberg / erg spannend

Slide 9 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdracht 1
  • 1. Voor haar leeftijd blijft Daniëla nog altijd vrij klein. 
  • 2. Dat verhaal van Melinde komt me erg bekend voor
  • 3. Aan het eind van groep 8 bleek de Cito-toets behoorlijk pittig voor Elsie.  

Slide 10 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdracht 1
  • 4. Is de Braziliaan Pelé volgens velen de beste voetballer aller tijden?
  • 5. In het begin lijken de deelnemers aan deze quiz altijd een beetje verlegen.
  • 6. Een iPad dunkt me voor een student een bijzonder nuttig verjaardagscadeau.


Slide 11 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdracht 2
  • 1. Voor beroepssporters moet hun werk wel hun belangrijkste hobby zijn. 
  • 2. De boeken van Carry Slee zijn bij kinderen enorm populair.
  • 3. Noah schijnt later graag een bekende acteur te willen worden 

Slide 12 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdracht 2
  • 4. Zou die nieuwe speelfilm over de Zeeuwse watersnood inderdaad zo spannend zijn.
  • 5. Na een zware nederlaag kunnen spelers terneergeslagen 
    blijven. 
  • 6.  Zo ervaren als deze sprinter zullen volgens mij weinig atleten worden.

Slide 13 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdracht 3
  • 1. Nederlanders besteden het grootste deel van hun tijd (zo'n 21 uur) aan mediagebruik. [wg]
  • 2. Daarbinnen zijn vooral televisiekijken en internetten populair. [ng]
  • 3. Het onderhouden van sociale contacten is een goede tweede. [ng]

Slide 14 - Tekstslide

68-72
Naamwoordelijk gezegde 
Huiswerk nakijken
Opdracht 3
4. Wel neemt de tijd daarvoor al geruime tijd af. [wg]
5. Recreatie  wordt daarentegen een belangrijker vorm van vrijetijdsbesteding. [ng]
6. Hierbij moet je denken aan uitstapjes, sport- en cultuurdeelname en hobby's. [wg]
7. Ten slotte blijken veel Nederlanders als vrijwilliger of kerklid 
actief te zijn. [ng] 

Slide 15 - Tekstslide

68-72
Grammatica 2
Meewerkend voorwerp

Slide 16 - Tekstslide

56
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Startopdracht: wie is ontvanger of luisteraar?
  1. Vlak voor sluitingstijd verkocht de juwelier nog een dure ring aan een klant.
  2. De artiest toonde zijn kunsten aan een enthousiast publiek.
  3. Binnenkort zal de gemeente de verouderde wijk een opknapbeurt geven.
  4. De ober heeft voor Xavier een glas verse jus d’orange ingeschonken.

Slide 17 - Tekstslide

68-72
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Meewerkend voorwerp 
  • voor wie iets bestemd is
  • bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen (aan)' (meedelen, uitleggen, zeggen)
  • of met ‘geven (aan)’ (overhandigen, lenen, toesturen)

Slide 18 - Tekstslide

68-72
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Meewerkend voorwerp voorbeelden 
  • Marijn / heeft / zijn oude laptop / aan Jari / gegeven.
  • Marijn / heeft / Jari / zijn oude laptop / gegeven.
  • LET OP: Je moet 'aan' ervoor kunnen zetten of kunnen weglaten

Slide 19 - Tekstslide

68-72
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Meewerkend voorwerp voorbeelden 
  • Karen / zal / voor Fleur/ een potje nagellak / kopen.
  • LET OP:  'voor' kan niet altijd makkelijk worden weggelaten.

Slide 20 - Tekstslide

68-72
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Hoe vind je het medewerkend voorwerp
  1. Noteer ow, wg en lv.
  2. Vraag: Aan/Voor wie + wg + ow + lv? 
  3. Het antwoord is het meewerkend voorwerp.
  4. Controleer of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen.

Slide 21 - Tekstslide

68-72
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Hoe vind je het medewerkend voorwerp? Voorbeeld:
Ik heb jou gisteren de foto laten zien.
1. ow: ik – wg: heb laten zien – lv: de foto
2. Vraag: Aan wie + wg + ow + lv?
Aan wie heb ik de foto laten zien?
Antwoord: jou
3. Controle: Ik heb (aan) jou gisteren de foto laten zien.
Je kunt "aan" toevoegen; dus: mv = jou.

Slide 22 - Tekstslide

68-72
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Oefenen: opdracht 1 (p. 148-149)
  • Maak in je schrift
  • Je mag (stil) overleggen met je buur
  • ± 10 minuten


Slide 23 - Tekstslide

68-72
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Opdracht 1 
  • 1. De verdwaalde toerist (ow) / vroeg (pv+wg) / de weg (lv) / aan de politieagent (mv). 
  • 2. Alle aanwezigen (ow) / zongen (pv+wg) / voor de jarige (mv) / een vrolijk welkomstlied (lv). 
  • 3. De stad Amersfoort (ow) / doneert (pv+wg) / de speeltuinvereniging (mv) / jaarlijks / subsidie (lv). 

Slide 24 - Tekstslide

68-72
Meewerkend voorwerp
H. 5 (p. 148-149)
Opdracht 1 
  • 4. Zal (pv) / de oud-kampioen (ow) / vanavond / de nieuwe winnaar (mv) / een medaille (lv) / opspelden (wg)? 
  • 5. Elke woensdag / geeft (pv+wg) / Nienke (ow) / de plantjes op haar kamer (mv) / water (lv). 
  • 6. Wie (ow) / zal (pv+wg) / jullie (mv) / dit voorstel (lv) / gaan toelichten (wg)? 


Slide 25 - Tekstslide

68-72
Keuzeboek
Lezen (±15 min)

Slide 26 - Tekstslide

46-56
Afsluiting
Huiswerk donderdag 19 mei
H5. (p. 148-149) Meewerkend voorwerp: opdracht (1 en) 2 maken
H. 7 (p. 178) lezen theorie bijwoordelijke bepaling
TIP Oefenen voor toets: 
www.jufmelis.nl/zinsontleding
www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/zinsdelen/


Slide 27 - Tekstslide

74
Einde
  • Ruim je tafel op
  • Pak je spullen in
  • Wacht op je stoel tot de bel gaat
  • Fijne dag!

Slide 28 - Tekstslide

75