Les 3 week 14 H4: uitleg meervoud en apostrof

- Weektaak nakijken
- Uitleg Spelling H4: apostrof en weglatingsstreepje
- Huiswerk maken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Weektaak nakijken
- Uitleg Spelling H4: apostrof en weglatingsstreepje
- Huiswerk maken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Over taal H4 en H5:
Je kent de betekenis van schooltaalwoorden en moeilijke woorden.

Spelling H4: 
Je kunt het meervoud van zelfstandig naamwoorden spellen.
Je kunt de apostrof en het weglatingsstreepje gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken
Over taal H5: 1 - 5
TB: Blz. 228


timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1 Over taal (deel 1)
1 begrippen (het begrip) = woorden
2 (het) inzicht = weten hoe iets in elkaar zit
3 (het) element = onderdeel
4 (het) exemplaar = één van een bepaalde soort
5 stadium = periode
6 onderscheiden = het verschil zien

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1 Overtaal (deel 2)
7 in geval van = als er is
8 gaat ten koste van = is een nadeel voor
9 in grote lijnen = samengevat tot de belangrijkste punten
10 in aanraking komt met (in aanraking komen met) = contact heeft met
11 tot stand komt (tot stand komen) = ontstaat

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2 over taal (deel 1)
1 In een film is het verhaal belangrijk, maar de muziek is ook een belangrijk element.
2 De docent geeft de leerling een exemplaar van het Van Dale Basiswoordenboek.
3 Bij economie leer je wat de begrippen ‘welvaart’ en ‘handel’ betekenen.
4 In welk stadium is griep besmettelijk?
5 De burgemeester heeft meer inzicht nodig in de problemen in de stad. Pas als hij de problemen begrijpt, kan hij een oplossing bedenken.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 2 over taal (deel 2)
6 De tweelingzussen lijken heel erg op elkaar. Je kunt ze bijna niet onderscheiden.
7 Je gaat te laat naar bed. Dat gaat ten koste van je gezondheid.
8 Kinderen in de stad komen weinig in aanraking met de natuur. Als ze geluk hebben, is er een park in de buurt.
9 De docent vertelt in grote lijnen wat we in de toneelweek gaan doen.
10 Je mag de noodrem alleen in geval van nood gebruiken.
11 De docent legt uit hoe een wet tot stand komt.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3 over taal 
1 (de) gift = iets dat je geeft, vaak geld
2 maak ... over (overmaken) = betalen via de bank
3 (de) bijdrage = iets wat je geeft of doet

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4 Over taal (deel 1)
1 Het volleybalteam voelt zich erg onder druk staan want iedereen verwacht dat ze kampioen worden. Nu moet het wel presteren.
2 Het team staat al weken bovenaan in de competitie.
3 Sporten is een goede uitlaatklep voor spanning en stress. Het sporten helpt om te ontspannen.
4 Vind je ook dat elke school leerlingen moet betrekken bij belangrijke beslissingen?

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4 over taal (deel 2)
5 De leerlingen hebben elkaar tijdens het schoolkamp goed leren kennen. De saamhorigheid in de klas is nu veel groter.
6 Zodra je vijftien bent, kun je gaan werken om geld te verdienen als aanvulling op je zakgeld.
7 In Lelystad heeft een enthousiaste brandweerman zijn best gedaan voor de oprichting van de jeugdbrandweer. Veel andere plaatsen hebben ook een jeugdbrandweer.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 5 Over taal 
eigen antwoord 

Slide 11 - Tekstslide

Terugvragen Over taal H4 en H5

Slide 12 - Tekstslide

De docent heeft de spiekmethode ontdekt, maar de leerling ontkent.
Ontkent betekent....
A
aan de ene kant
B
de mening
C
zeer zeker
D
zegt dat het niet waar is

Slide 13 - Quizvraag

Het standpunt van de PVV is heel duidelijk.
Standpunt betekent...
A
aan de ene kant
B
de mening
C
zeer zeker
D
zegt dat het niet waar is

Slide 14 - Quizvraag

Voor het vak wiskunde heb je wel wat inzicht nodig.
Inzicht betekent...
A
weten hoe iets in elkaar zit
B
het verschil zien
C
periode
D
onderdeel

Slide 15 - Quizvraag

Het appgebruik van deze klas gaat ten koste van hun cijfers.
Ten koste van betekent...
A
als er is
B
contact heeft
C
samengevat tot de belangrijkste punten
D
is er een nadeel voor

Slide 16 - Quizvraag

Spelling H4: meervoud, apostrof en weglatingsstreepje

Slide 17 - Tekstslide

Meervoud van zelfst. nw.
Meestal maak je een woord in het  meervoud door -en, -eren of -s toe te voegen aan een woord. 

mand - manden / kind - kinderen / hotel - hotels

Vaak kun je het meervoud gewoon zo opschrijven als je het hoort (maar niet altijd.....)

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg meervoudsvormen

1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. (groenten - groentes)

2 De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z. (duiven - sluizen)

3 Woorden op -ee krijgen er +ën bij. (ideeën)

4 Woord op -ie krijgen er +ën bij of de laatste -e komt er een trema op. (melodieën - bacteriën)

5 Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij. (oma's, accu's)

6 Woorden eindigend op -man, worden -mannen, -lui en -lieden. ( zeelui - zeelieden)

7 Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang. (musea - data - neerlandici)

8 Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud. (hersenen- rijst)

Slide 19 - Tekstslide

Meervoudsvormen znw
 Noteer  onder elkaar deze 6 zelfstandige naamwoorden in je schrift: (zie volgende dia)




Slide 20 - Tekstslide

Zet deze zelfstandignaamwoorden in het meervoud
1. Muis
2. Duif
3. Opa 
4. musicus
5. kooplui
6. schol

Slide 21 - Tekstslide

Zet deze zelfstandignaamwoorden in het meervoud
1. Muis = muizen
2. Duif = duiven
3. Opa = opa's
4. musicus = musici
5. kooplui = kooplieden
6. schol = schollen

Slide 22 - Tekstslide

Spelling H4: apostrof

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een apostrof?
1 Bij een afkorting of verkleinwoord met -er erachter       PVV'er vmbo'er
2 Bij het meervoud van afkortingen                                          dvd's
3 Bij het meervoud van woorden op -y                                     baby's 
4 Bij bezitsvormen van namen die eindigen                          Hanna's tas
op een lange klinker of -y                                                                Benny's fiets
5 Bij bezitsvormen van namen die eindigen op                   Kees' boek
een s-klank                                                                                            Max' telefoon
6 Bij woorden of getallen waarvan je een deel weglaat   's morgens, in '99

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
- Spelling H4:
TB: Blz. 175
Maken opdracht 1 
Opdracht 2 (zet de woorden die bij opdracht 2 staan alleen in het meervoud)
Opdracht 3

Slide 25 - Tekstslide