2.1 persoonsvormen in de tegenwoordige tijd

2.1 Werkwoordspelling 

Deze les hoort bij
NuNederlands taalverzorging 2.1 persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

2.1 Werkwoordspelling 

Deze les hoort bij
NuNederlands taalverzorging 2.1 persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de tegenwoordige tijd?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf op je wisbordje de juiste vervoeging


1. Ik.................(aanvaarden) dit compromis
2. Ik ..............(leiden) het project.
3. .........(vinden) jij dat goed?
4. ...........(geven) dat eens aan!


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf op je wisbordje de juiste vervoeging

1. Eric............. (verhuizen) de spullen naar zijn nieuwe werkplek.
2. Edward........... (besteden) veel aandacht aan zijn werk.
3. Op het nieuws is te horen dat de burgemeester per direct...... (aftreden) 
4. jij .........(houden) je aan de afspraken.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf op je wisbordje de juiste vervoeging

1. De kinderen .............(spelen) in de tuin.
2. ...........(wachten) de mensen op de bus?
3. De ouders ......... (helpen) hun kinderen met het huiswerk


Slide 12 - Tekstslide

Schrijf op je wisbordje de juiste vervoeging

1. De leraar __________ (geven) uitleg aan de klas.
2. Mijn zus __________ (leiden) altijd het gesprek tijdens familiefeesten.
3. Wij __________ (fietsen) naar school elke dag.
4. Jij __________ (leiden) de vergadering morgen.
5. De kinderen __________ (spelen) in de speeltuin.




Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Dit was 2.1 persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.
Nu verder met 2.2 en 2.3
 

Slide 15 - Tekstslide