Aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter.
Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
Aan het begin van een citaat.
Slide 4 - Tekstslide
Hoofdletter bij namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
mevrouw Van de Ven - de Vries
Slide 5 - Tekstslide
Geen hoofdletter
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
NoordelijkeIJszee
Zuid-Amerika
Slide 6 - Tekstslide
Schrijf geen hoofdletter:
- als de zin begint met een cijfer:
50 meisjes deden mee.
- als een zin begint met een apostrof:
's Nachts slaap ik.
Slide 7 - Tekstslide
Schrijf geen hoofdletter:
- als de verwijzing naar een eigennaam of aardrijkskundige naam niet meer duidelijk is:
Mijn opa heeft alzheimer. Hij draagt soms in de winter een bermuda.
- bij afleidingen van of samenstellingen met feestdagen:
Tijdens de kerstdagen zoeken we geen paaseieren.
Slide 8 - Tekstslide
VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal
naar een woord dat al eerder genoemd is of
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.
Slide 9 - Tekstslide
DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
dezE en diE gebruik je bij dE-woorden
diT en daT gebruik je bij heT-woorden
Slide 10 - Tekstslide
de-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat,
is een mannelijk of vrouwelijk woord
of een woord in het meervoud.
Daar kun je naar verwijzen met de
aanwijzende voornaamwoorden deze en die.
dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E
Slide 11 - Tekstslide
het-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat,
is een onzijdig woord.
Daar kun je naar verwijzen met de
aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.
Slide 12 - Tekstslide
Verwijswoorden - voorbeeld
de-woorden: verwijs met deze of die
het-woorden: verwijs met dit of dat
de-woorden en het-woorden
Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
(de deur)
Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.
(het paard)
Slide 13 - Tekstslide
Signaalwoorden geven het verband aan
Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! (Zelfs in boekjes van Nijntje worden signaalwoorden gebruikt).
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.
Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!
Slide 14 - Tekstslide
Een tegenstelling
Woorden die elkaars tegenovergestelde zijn, noem je een tegenstelling.
Signaalwoorden als:
echter, toch, maar, daarentegen en hoewel
helpen om een tegenstelling te vinden in de zin.
Slide 15 - Tekstslide
Tegenstelling
Tegenstelling: De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende pijpenstelen.
Wat is de tegenstelling?
Aan welk signaalwoord kan je de tegenstelling herkennen?
Slide 16 - Tekstslide
Opsomming
Signaalwoorden van de opsomming: als eerste, bovendien, daarnaast, vervolgens, ook, tot slot
Slide 17 - Tekstslide
Reden
Reden
- Er wordt een reden gegeven voor een eerder genoemde uitspraak. Waarom is dat zo?
- Er is sprake van een menselijke wil/motivatie
Signaalwoorden omdat, want, daarom, immers
Slide 18 - Tekstslide
Wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord bij zich.
Wederkerende werkwoorden kunnen onderverdeeld worden in
- verplichtwederkerende werkwoorden
- toevallig wederkerende werkwoorden.
Slide 19 - Tekstslide
Verplicht wederkerende werkwoorden
zich bemoeien
zich ergeren
zich gedragen
zich uit de voeten maken
zich ontfermen
zich schamen
zich uitsloven
zich vergissen
zich verschuilen
zich verslapen
zich verslikken verspreken
zich voornemen
Slide 20 - Tekstslide
Toevallig wederkerende werkwoorden
Een voorbeeldzin met een toevallig wederkerend werkwoord is:
Hij wast zich elke dag.
(ook mogelijk: Hij wast zichzelf elke dag of Hij wast de auto.)
wg = wast Lv = zich
Tip!
Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan -zelf aan het wederkerend voornaamwoord toegevoegd worden en kan het wederkerend voornaamwoord duiden op een andere persoon, een lijdend voorwerp.