7.2 - Sociale zekerheid

Economie
Leerdoelen:
  1. Je weet waarom er sociale zekerheid is.
  2. Je weet welke soorten sociale uitkeringen er zijn.
  3. Je weet wie de sociale zekerheid betaalt.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Economie
Leerdoelen:
  1. Je weet waarom er sociale zekerheid is.
  2. Je weet welke soorten sociale uitkeringen er zijn.
  3. Je weet wie de sociale zekerheid betaalt.

Slide 1 - Tekstslide

Sociale zekerheid
Het is belangrijk dat iedereen in zijn of haar eerste levensbehoeften kan voorzien. Daarom heeft de overheid de sociale zekerheid geregeld. 

Als je bijvoorbeeld werkloos raakt zonder dat het jouw schuld is, dan heb je recht op een werkloosheidsuitkering (WW-uitkering). Ouderen (op dit moment 67 jaar en ouder) hebben recht op een uitkering volgens de algemene oudersdomswet (AOW-uitkering). Sommige uitkeringen vullen het inkomen aan, zoals de kinderbijslag.

Al deze regelingen zorgen ervoor dat je in eerste levensbehoeften kunt voorzien en vallen daarom onder de sociale zekerheid.

Slide 2 - Tekstslide

1. Door de sociale zekerheid in ons land:
A
krijgt iedereen die dat wil een uitkering
B
kan iedereen in zijn noodzakelijke behoeften voorzien
C
heb je de zekerheid dat iedereen zich sociaal gedraagt
D
is iedereen zeker van een baan

Slide 3 - Quizvraag

Sociaal minimum
Iedereen is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het verdienen van zijn inkomen. Maar als dat niet mogelijk is, kun je een uitkering krijgen. In Nederland is er een bedrag bepaald wat elke Nederlander minimaal nodig heeft om van te kunnen leven. Dit noemen we het sociaal minimum. Als je inkomen lager is dan het sociaal minimum, dan heb je recht op een aanvullende uitkering.

Uitkeringen horen bij de sociale zekerheid.

Slide 4 - Tekstslide

Verzorgingsstaat
De overheid is daarnaast verantwoordelijk om voor iedereen de gezondsheidszorg, huisvesting en onderwijs mogelijk te maken. Heb je een te laag inkomen waardoor je de huur of je zorgverzekering niet kunt betalen? Dan heb je misschien recht op zorgtoeslag of huurtoeslag. De overheid betaalt dan een stukje mee aan je zorg en/of je huur.

Basis- en voortgezet onderwijs zijn bijna gratis in Nederland. Zo kan iedereen, ongeacht het inkomen van de ouders, onderwijs volgen en werken aan zijn of haar toekomst.

Vanwege al deze voorzieningen wordt Nederland een verzorgingsstaat genoemd.

Slide 5 - Tekstslide

In ons land hoef je niet van de honger om te komen, want je hebt recht op het 

                               zodat je in je noodzakelijke levensbehoeften kunt voorzien. 

Nederland is immers een                                 met een goede                                . Als het

nodig is, kun je een                                 ontvangen.
2. Sleep de begrippen naar de juiste plek:
verzorgingstaat
sociale zekerheid
sociaal minimum
uitkering

Slide 6 - Sleepvraag

3. Hoe zorgt de overheid ervoor dat onderwijs voor iedereen mogelijk is?
A
Je bent tot je achttiende jaar leerplichtig
B
Er is altijd wel een school in de buurt waar je woont
C
Er is een apart ministerie van Onderwijs en Wetenschappen
D
Zolang je leerplicht hebt, is het onderwijs vrijwel gratis.

Slide 7 - Quizvraag

4. Het sociaal minimum voor gehuwden of samenwonenden is netto € 1.370,- per maand. Voor alleenstaanden vanaf 21 jaar is dat 70% daarvan. Lambert is 43 jaar. Hij is gescheiden en woont alleen. Hij moet rondkomen van het sociaal minimum. Zijn vaste lasten zijn per maand:

1) huur € 440,- 2) energie en water € 115,- 3) verzekeringen € 124,- 4) tv, telefoon en internet € 58,- 5) gemeentelijke belastingen € 43,-.
Bereken hoeveel geld er per week overblijft voor andere uitgaven.

Slide 8 - Open vraag

5. Het sociaal minimum voor gehuwden of samenwonenden is netto € 1.370,- per maand. Voor alleenstaanden vanaf 21 jaar is dat 70% daarvan. Lambert is 43 jaar. Hij is gescheiden en woont alleen. Hij moet rondkomen van het sociaal minimum. Zijn vaste lasten zijn per maand:

1) huur € 440,- 2) energie en water € 115,- 3) verzekeringen € 124,- 4) tv, telefoon en internet € 58,- 5) gemeentelijke belastingen € 43,-.
Wat voor andere uitgaven heeft Lambert volgens jou nog meer?

Slide 9 - Open vraag

6. Leg uit waarom je met een laag inkomen in veel gevallen zorg- en huurtoeslag krijgt.

Slide 10 - Open vraag

Solidariteitsbeginsel
Bij de sociale zekerheid gaat de overheid uit van het solidariteitsbeginsel. Dat betekent dat iedereen een deel van zijn inkomen moet afstaan voor de mensen die zelf weinig of geen inkomen kunnen verdienen.

De sociale zekerheid in Nederland is in wetten geregeld en bestaat uit twee delen:
  1. Sociale verzekeringen
  2. Sociale voorzieningen

Slide 11 - Tekstslide

Twee soorten sociale verzekeringen
Sociale zekerheid bestaat dus uit: sociale verzekeringen én sociale voorzieningen.

De sociale verzekeringen splitsen we op in twee groepen, namelijk:

  1. Werknemersverzekeringen
    Alleen bedoeld voor mensen die in loondienst werken of gewerkt hebben. Belangrijkste voorbeelden: WW-uitkering en de WIA-uitkering.

  2. Volksverzekeringen
    Bedoeld voor alle mensen in Nederland. Elke Nederlander heeft hier recht op. Belangrijkste voorbeelden: AOW-uitkering voor mensen van 67 jaar en ouder en de ANW-uitkering. De ANW-uitkering staat voor de algemene nabestaandenwet en is bedoeld voor de achterblijvende partner en bijbehorende kinderen.

Belangrijk! Sociale verzekeringen worden betaald door mensen die werken. Over je brutoloon betaal je een stukje loonbelasting en sociale premies. Deze sociale premies worden gebruikt om de sociale verzekeringen mee te betalen.

Slide 12 - Tekstslide

Sociale voorzieningen
Daarnaast is er een groep uitkeringen die je sociale voorzieningen noemt. Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die de overheid betaalt met geld uit de belastingopbrengsten. Bekende sociale voorzieningen zijn de kinderbijslag en bijstand.


Sociale verzekeringen worden dus betaald door de mensen die werken (met de sociale premies) én sociale voorzieninen worden door iedereen betaald (met de belastingopbrengsten). 

Slide 13 - Tekstslide

Sociale verzekeringen
In de onderstaande afbeelding zie je samengevat hoe onze sociale zekerheid er uitziet:
Mensen die werken dragen sociale premies af over hun loon. Met deze sociale premies betaalt de overheid de werknemersverzekeringen.
Alleen mensen die werken hebben recht op deze verzekeringen. Denk aan de WW-uitkering.
Iedereen in Nederland heeft recht op deze type verzekeringen. Denk aan de AOW-uitkeringen. Deze uitkering ontvangt iedereen die pensioensgerechtigd is.
Wordt betaalt met belastinggeld, zoals de BTW.

Slide 14 - Tekstslide

7. Ben jij het ermee eens dat je solidair moet zijn door mee te betalen aan uitkeringen als je zelf een inkomen hebt. Geef een argument voor je mening.

Slide 15 - Open vraag

8. Sleep de blokken naar de juiste plek in het schema.
betaald met...
bijvoorbeeld ...
betaald met...
bijvoorbeeld ...
bijvoorbeeld ...
WIA
AOW
Bijstand
Sociale premies
Belastingopbrengsten

Slide 16 - Sleepvraag

9. Gebruik in deze vraag de informatiebron rechts. Tom is alleenstaand
en werkt al zes jaar bij een transportbedrijf waar hij € 2.580 bruto per
maand verdient. Als het bedrijf failliet gaat, is Tom werkloos.

Bereken de twee WW-bedragen waar Tom recht op heeft: in de eerste
twee maanden en daarna.

Slide 17 - Open vraag

10. Gebruik in deze vraag de informatiebron rechts. Tom is alleenstaand
en werkt al zes jaar bij een transportbedrijf waar hij € 2.580 bruto per
maand verdient. Als het bedrijf failliet gaat, is Tom werkloos.

Na de WW-periode heeft Tom nog steeds geen werk. Hij krijgt dan een
bijstandsuitkering die in zijn geval 70% van het bruto minimumloon is. Het bruto minimumloon is
€ 1.570 per maand. Bereken de maandelijkse bijstandsuitkering die Tom krijgt.

Slide 18 - Open vraag

11. Gebruik in deze vraag de informatiebron rechts. Tom is alleenstaand
en werkt al zes jaar bij een transportbedrijf waar hij € 2.580 bruto per
maand verdient. Als het bedrijf failliet gaat, is Tom werkloos.

Maak een staafdiagram van de achtereenvolgende maandinkomens van
Tom: zijn loon, de WW-uitkeringen en zijn bijstandsuitkering. Maak hier een foto van en upload deze.


Slide 19 - Open vraag

12. Renske heeft een sieradenwinkel. Ze heeft één werknemer in dienst,
Hannah. Die werkt op vrijdag en in het weekend en ze valt in als
Renske niet kan werken.

Geef aan of Renske en Hannah in de volgende gevallen recht hebben
op een uitkering. Gebruik daarvoor de informatie uit het plaatje rechtsboven.


Recht op doorbetaling van loon bij ziekte.
A
Renske "ja" | Hannah "ja"
B
Renske "ja" | Hannah "nee"
C
Renske "nee" | Hannah "nee"
D
Renske "nee" | Hannah "ja"

Slide 20 - Quizvraag

13. Renske heeft een sieradenwinkel. Ze heeft één werknemer in dienst,
Hannah. Die werkt op vrijdag en in het weekend en ze valt in als
Renske niet kan werken.

Geef aan of Renske en Hannah in de volgende gevallen recht hebben
op een uitkering. Gebruik daarvoor de informatie uit het plaatje rechtsboven.


Recht op een WIA-uitkering bij arbeidsongeschiktheid
A
Renske "ja" | Hannah "ja"
B
Renske "ja" | Hannah "nee"
C
Renske "nee" | Hannah "nee"
D
Renske "nee" | Hannah "ja"

Slide 21 - Quizvraag

14. Renske heeft een sieradenwinkel. Ze heeft één werknemer in dienst,
Hannah. Die werkt op vrijdag en in het weekend en ze valt in als
Renske niet kan werken.

Geef aan of Renske en Hannah in de volgende gevallen recht hebben
op een uitkering. Gebruik daarvoor de informatie uit het plaatje rechtsboven.


Recht op een WW-uitkering bij verlies van baan
A
Renske "ja" | Hannah "ja"
B
Renske "ja" | Hannah "nee"
C
Renske "nee" | Hannah "nee"
D
Renske "nee" | Hannah "ja"

Slide 22 - Quizvraag

15. Gebruik in deze vraag de informatiebron rechtsboven.

Meneer en mevrouw Drees krijgen allebei een AOW-uitkering.
Welk bedrag ontvangen zij samen?

Slide 23 - Open vraag

16. Gebruik in deze vraag de informatiebron rechtsboven.

Welk bedrag ontvangt mevrouw Drees nadat haar man is
overleden?

Slide 24 - Open vraag

17. Gebruik in deze vraag de informatiebron rechtsboven.

Leg uit dat het redelijk is dat een echtpaar niet twee keer
zo veel ontvangt als een alleenstaande.

Slide 25 - Open vraag

18. Gebruik in deze vraag de informatiebron rechtsboven.

Waarom krijgt mevrouw Drees geen ANW-uitkering?

Slide 26 - Open vraag

Algemene ouderdomswet
Iedereen die 67 jaar of ouder is heeft recht op een uitkering volgens de algemene ouderdomswet. We noemen dit ook wel de AOW-uitkering. De afgelopen jaren zijn de kosten voor deze uitkering flink gestegen. Dat komt doordat er nu veel ouderen zijn als gevolg van de geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog: de babyboom. Daarnaast is de levensverwachting gestegen. Mensen worden gemiddeld steeds ouder.

Om de AOW te kunnen blijven betalen, heeft de overheid de AOW leeftijd verhoogd. Voorheen had je vanaf je 65 jaar recht op deze uitkering. Nu voortaan vanaf je 67 jaar. Hierdoor werken mensen langer en zijn er meer mensen die premie voor de AOW betalen. Tegelijkertijd is de groep mensen die een AOW-uitkering ontvangen kleiner geworden.

Slide 27 - Tekstslide

19. Gebruik in deze vraag de informatiebron rechtsboven.

De gemeente mag van iemand die bijstand krijgt een
tegenprestatie vragen. Je moet dan maatschappelijk nuttige
activiteiten verrichten, bijvoorbeeld als leesouder helpen op
school. Vind jij het terecht als een gemeente een tegenprestatie vraagt? Geef een argument voor je antwoord.

Slide 28 - Open vraag

20. Op welke sociale uitkering hebben de onderstaande personen recht? Gebruik de afkortingen.

De oma van Anna is 71 jaar.

Slide 29 - Open vraag

21. Op welke sociale uitkering hebben de onderstaande personen recht? Gebruik de afkortingen.

Stephan is na tien jaar ontslagen vanwege een reorganisatie.

Slide 30 - Open vraag

22. Op welke sociale uitkering hebben de onderstaande personen recht? Gebruik de afkortingen.

Ine werkte bij C&A. Na een ongeluk raakte ze arbeidsongeschikt.

Slide 31 - Open vraag

Oefenen
Maak opdracht 9 t/m 18 van bladzijde 213.

Klaar en wil je de opdrachten nakijken?

Slide 32 - Tekstslide