H. 1.7 Grammatica zinsdelen.

Goedemorgen :-)
  • Leesboek
  • Lesboek 
  • hand-out grammatica
  • Schrift & pen 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen :-)
  • Leesboek
  • Lesboek 
  • hand-out grammatica
  • Schrift & pen 

Slide 1 - Tekstslide

      
Les 1 

1.7: Grammatica zinsdelen


Les 2

  • 1.7: Grammatica zinsdelen

Les 3

Proeftoets (alleen 1.7)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet hoe ik een zin verdeel in zinsdelen.
  • Ik weet hoe ik de persoonsvorm & onderwerp kan herkennen

Slide 3 - Tekstslide

Opfrissen
  • Zet strepen rondom de persoonsvorm
  • Zet de zinsdeelstrepen 
  • Benoem het onderwerp 

Slide 4 - Tekstslide

timer
7:00

Slide 5 - Tekstslide

timer
10:00
Wat ga je doen?
  • Maak opdracht 12  op bladzijde 50.
  • Ga daarna verder in je andere boekje.


Hulp nodig?
  • Lees de vraag nogmaals
  • Vraag je buur om hulp
  • Ga verder met de volgende vraag (leg je kaartje op oranje) 
Klaar?
  • Pak je andere lesboekje en ga verder waar je gebleven was. 
Werkvorm
  • Samenwerkend leren


Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat het onderwerp nodig heeft om de handeling uit te voeren.

Plukken - Ik pluk iets
          Geven- Ik geef een boek


Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!
Ik zit op de kast

Slide 8 - Tekstslide

Volgens mij moeten we deze sommen maken.

Wat is het lv?
A
Deze sommen
B
Volgens mij
C
Moeten maken
D
Zit er niet in

Slide 9 - Quizvraag

Ik bracht haar naar school

Wat is het lv?
A
Geen lv
B
Haar
C
Bracht
D
Naar school

Slide 10 - Quizvraag

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lv?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 11 - Quizvraag

De verliefde jongen kocht een roos.

Wat is het lv?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 12 - Quizvraag

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.

Wat is "gisteren?"
A
wwg
B
ond
C
bwb
D
lv

Slide 13 - Quizvraag

Jan gaf een vies doekje aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
Een viezerik
B
lv
C
o
D
mv

Slide 14 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is "aan de leraar?"
A
lv
B
mv
C
o
D
bwb

Slide 15 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

Mijn scooter =
A
o
B
mv
C
lv
D
wwg

Slide 16 - Quizvraag

Het nwg heeft nooit een lijdend voorwerp in de zin.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Zo vind je het meewerkend voorwerp
1. Zoek eerst de pv, wwg, en het lv. 
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + wwg+ o + lv?

Ik heb gisteren de planten water gegeven. 

Slide 19 - Tekstslide

Volgens mij geef jij de konijnen veel te vaak eten.

Wat is het mv?
A
Volgens mij
B
De konijnen
C
Eten
D
Veel te vaak

Slide 20 - Quizvraag

Sophie doet jou de groeten.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Geen meewerkend voorwerp
B
Jou
C
Sophie
D
De groeten

Slide 21 - Quizvraag

Maak opdracht 7 op blz. 53
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Er hangt vandaag een grote spin aan het plafond.
O:
pv:
wwg:
lv:
mv:
bwb:

Slide 25 - Tekstslide

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op.
O:
pv:
wwg:
lv:
mv:
bwb:

Slide 26 - Tekstslide

Ik krijg straks vrienden te eten.
O:
pv:
wwg:
lv:
mv:
bwb:

Slide 27 - Tekstslide