H. 1.7 Zinsdelen benoemen

Goedemorgen :-)

  • Leesboek
  • Lesboek
  • Schrift & pen 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen :-)

  • Leesboek
  • Lesboek
  • Schrift & pen 

Slide 1 - Tekstslide

      
Wat gaan we deze les doen?

Opfrissen & oefenen
- o, pv, nwg, wwg, lv
- mv 
-bwb

Lesdoelen:
Ik kan in een zin de volgende onderdelen benoemen:
- PV, OW, WWG/ NWG, LV, MV, BWB

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 3 - Open vraag

Hoe kun je controleren of iets een zinsdeel is?

Slide 4 - Open vraag

Let op! te/ aan

Slide 5 - Tekstslide

Uit welke werkwoorden bestaat het wwg van de zin?
A
Werkwoordelijk deel
B
infinitief en voltooid deelwoord
C
alle werkwoorden bij elkaar
D
Naamwoordelijk deel

Slide 6 - Quizvraag

Het nwg is een combinatie van een werkwoordelijk deel (koppelwerkwoord) en een naamwoordelijk deel.
A
Dit is juist
B
Dit is niet juist

Slide 7 - Quizvraag

"De grijze jager" is nog steeds één van mijn favoriete boeken.

wwg of nwg?

Slide 8 - Open vraag

"De grijze jager" is nog steeds één van mijn favoriete boeken.

Wat is het nwg?

Slide 9 - Open vraag

"De grijze jager" is nog steeds één van mijn favoriete boeken.

Wat voor zinsdeel is " nog steeds"?
A
Nwg
B
Wwg
C
Bwb
D
Mv

Slide 10 - Quizvraag

Lijdend voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp is het voorwerp dat het onderwerp nodig heeft om de handeling uit te voeren.

Plukken - Ik pluk iets
          Geven- Ik geef een boek


Slide 11 - Tekstslide

Lijdend voorwerp (LV)
Je stelt de vraag: wie/wat + wwg + ow?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op: het lijdend voorwerp begint 
NOOIT met een voorzetsel!
Ik zit op de kast

Slide 12 - Tekstslide

Volgens mij moeten we deze sommen maken.

Wat is het lv?
A
Deze sommen
B
Volgens mij
C
Moeten maken
D
Zit er niet in

Slide 13 - Quizvraag

Ik bracht haar naar school

Wat is het lv?
A
Geen lv
B
Haar
C
Bracht
D
Naar school

Slide 14 - Quizvraag

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lv?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's

Slide 15 - Quizvraag

De verliefde jongen kocht een roos.

Wat is het lv?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 16 - Quizvraag

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.

Wat is "gisteren?"
A
wwg
B
ond
C
bwb
D
lv

Slide 17 - Quizvraag

Jan gaf een vies doekje aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
Een viezerik
B
lv
C
o
D
mv

Slide 18 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is "aan de leraar?"
A
lv
B
mv
C
o
D
bwb

Slide 19 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?

Mijn scooter =
A
o
B
mv
C
lv
D
wwg

Slide 20 - Quizvraag

Het nwg heeft nooit een lijdend voorwerp in de zin.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Zo vind je het meewerkend voorwerp
1. Zoek eerst de pv, wwg, en het lv. 
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + wwg+ o + lv?

Ik heb gisteren de planten water gegeven. 

Slide 23 - Tekstslide

Volgens mij geef jij de konijnen veel te vaak eten.

Wat is het mv?
A
Volgens mij
B
De konijnen
C
Eten
D
Veel te vaak

Slide 24 - Quizvraag

Sophie doet jou de groeten.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Geen meewerkend voorwerp
B
Jou
C
Sophie
D
De groeten

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video

Er hangt vandaag een grote spin aan het plafond.
O:
pv:
wwg:
lv:
mv:
bwb:

Slide 27 - Tekstslide

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op.
O:
pv:
wwg:
lv:
mv:
bwb:

Slide 28 - Tekstslide

Ik krijg straks vrienden te eten.
O:
pv:
wwg:
lv:
mv:
bwb:

Slide 29 - Tekstslide