Argumenteren 25162OLVM0A1 25-11-2020

Argumenteren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zit je hier?
A
Goed, ik heb er zin in vandaag
B
Beetje moe, maar heb er wel zin in vandaag
C
Mwa, gaat wel...
D
Heb er helemaal geen zin in vandaag

Slide 2 - Quizvraag

argumenteren
(wat weet je hier al van?)

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Hieronder staat een aantal argumenten. Welke twee argumenten zijn feitelijk?
A
Afgelopen winter heeft het vaker geregend dan het jaar ervoor
B
Rode stoelen zijn mooier dan blauwe.
C
Koeien die naar klassieke muziek luisteren geven meer melk

Slide 14 - Quizvraag

'Waarom doen vrouwen opeens zo moeilijk over het gebruik van de achternaam van hun man? Vroeger hadden vrouwen hier toch ook geen probleem mee?

Waarom is hier sprake van een drogreden?
A
Er wordt van uitgegaan dat alles wat vroeger goed was nu ook wel goed zal zijn.
B
Er wordt van uitgegaan dat er geen argumenten nodig zijn om het standpunt te onderbouwen.
C
Er wordt van uitgegaan dat vrouwen ten onrechte moeilijk doen over hun achternaam.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het type drogreden bij de vorige opgave?
A
Cirkelredenering
B
Beroep op traditie
C
Generalisatie

Slide 16 - Quizvraag

Juist
Onjuist
Een goed verkoopargument heeft bij elke luisteraar hetzelfde effect.
Feitelijke argumenten steunen op de werkelijkheid
Een overtuigend argument hoeft niet feitelijk te zijn.
 Een goed argument ondersteunt je standpunt én spreekt de luisteraar aan.
 Een slimme verkoper gebruikt voor iedere klant dezelfde argumenten.

Slide 17 - Sleepvraag

Aan het werk in Taalblokken

  • Ga naar bouwstenen H 6 (argumenteren)
  • Maak voorbeeld en theorie en spreken en gesprekken voeren

Slide 18 - Tekstslide

Hoe zit je hier nu?
A
Goed, ik heb er zin in vandaag
B
Beetje moe, maar heb er wel zin in vandaag
C
Mwa, gaat wel...
D
Heb er helemaal geen zin in vandaag

Slide 19 - Quizvraag

Vragen en suggesties voor de volgende les

Slide 20 - Open vraag