Voorzetsels: Begrijpen en Gebruiken

timer
10:00
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels: begrijpen en gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de Les
Aan het einde van de les kun je vertellen wat voorzetsels zijn en ze benoemen in de zin
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide

Leg het doel van de les uit aan de leerlingen.
Wat weet jij al over voorzetsels?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorzetsels?
Woordsoort dat je vertelt:
  1. plaats: in / op / naar (de kast) 
  2. tijd: na / tijdens / in (de pauze) 
  3. reden of oorzaak: door / vanwege (de regen) 

Je gebruikt ze met een zelfstandig naamwoord.


Slide 5 - Tekstslide

Gebruik een paar voorbeelden om het concept uit te leggen.
Enkele voorbeelden van voorzetsels
Enkele voorbeelden van veelvoorkomende voorzetsels zijn: 
in, op, onder, over, naast, achter, voor, etc.

Slide 6 - Tekstslide

Laat de leerlingen een lijst maken van de voorzetsels die ze al kennen.
Zo herken je een voorzetsel
Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: 
naast de kast, voor de pauze, door de regen.

Soms staat het voorzetsel achter een zelfstandig naamwoord:  Ik rende het huis in / de berg op / de klas uit.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit dat voorzetsels in verschillende zinnen worden gebruikt om de betekenis van de zin te verduidelijken.
Vaste voorzetsels bij werkwoorden 
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen, een vast voorzetsel: 

houden van: Nico houdt van waterskiën. 
besteden aan: Ik wil niet veel tijd besteden aan deze onzin. 

Slide 8 - Tekstslide

Laat de leerlingen een lijst maken van de belangrijkste voorzetsels en maak duidelijk waarom ze belangrijk zijn.
Toepassen van voorzetsels
Wat: 

Slide 9 - Tekstslide

Kies een eenvoudige zin om mee te beginnen.
Voorzetsels gebruiken
Laat de leerlingen oefenen met het gebruik van voorzetsels door hen een paar zinnen te laten schrijven waarin ze de juiste voorzetsels gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Begeleid de leerlingen tijdens het schrijven van de zinnen en geef feedback waar nodig.
Schrijf in je schrift maximaal 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Morgen so
Vragen?
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies