mavo1-C5- voorzetsel



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les

Start nieuw onderwerp



Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les

Start nieuw onderwerp



Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je voorzetsels kunt herkennen

Slide 2 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde
Bekijk de volgende zin:
– Masha staat op de digitale weegschaal.
In deze zin is op een voorzetsel. Voorzetsels (vz) zijn woorden zoals na, tussen en door.
Ze geven vaak aan:
een plaats: in / op / naar (de kast)
een tijd: na / tijdens / in (de pauze)
een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen)
Je gebruikt ze in combinatie met een zelfstandig naamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde
Zo herken je een voorzetsel
Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten:
– naast de kast, voor de pauze, door de regen.


Soms staat het voorzetsel achter een zelfstandig naamwoord:
– Ik rende het huis in / de berg op / de klas uit.

Slide 4 - Tekstslide

mavo1-C5- werkwoordelijk gezegde
Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen, een vast voorzetsel:
– houden van: Nico houdt van waterskiën.
– besteden aan: Ik wil niet veel tijd besteden aan deze onzin.


In een (online) woordenboek staat welk voorzetsel bij het werkwoord hoort.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 7 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 9 - Tekstslide

Lezen: theorie van blz. 213

Cursus 5 Grammatica WS

Maken:
§7 Voorzetsels
opdr. 1 en 2 met potlood in je werkboek
opdr. 3 -4- 5 in je schrift
blz. 213




Slide 10 - Tekstslide