Voorzetsels: Hoe herken je ze?

Voorzetsels: hoe eh... wat?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsels: hoe eh... wat?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je voorzetsels herkennen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide geeft het leerdoel van de les. Het is belangrijk om dit te delen met de leerlingen, zodat zij weten wat ze aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet je al over voorzetsels?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorzetsels?
Voorzetsels (vz) zijn woorden zoals na, tussen en door. 
Ze geven vaak aan: 
– een plaats: in / op / naar (de kast) 
– een tijd: na / tijdens / in (de pauze) 
– een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen) 
Je gebruikt ze in combinatie met een zelfstandig naamwoord.


Slide 4 - Tekstslide

Leg kort en bondig uit wat voorzetsels zijn en geef een paar voorbeelden. Vraag vervolgens aan de leerlingen of zij nog andere voorbeelden kunnen bedenken.
Voorzetsels herkennen
Je kunt een voorzetsel voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: 

naast de kast, voor de pauze, door de regen.
Soms staat het voorzetsel achter een zelfstandig naamwoord: 
– Ik rende het huis in / de berg op / de klas uit.



Slide 5 - Tekstslide

Gebruik een voorbeeldzin om te laten zien hoe voorzetsels worden gebruikt in een zin. Vraag de leerlingen om voorzetsels aan te wijzen in de zin.
Vaste voorzetsels
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen, een vast voorzetsel: 

– houden van: Nico houdt van waterskiën. 
– besteden aan: Ik wil niet veel tijd besteden aan deze onzin. 
In een (online) woordenboek staat welk voorzetsel bij het werkwoord hoort.

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik een voorbeeldzin om te laten zien hoe voorzetsels worden gebruikt in een zin. Vraag de leerlingen om voorzetsels aan te wijzen in de zin.
2

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 8 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.