WEBB - kopen en werken 6.29 t/m 6.35

Welkom
3 VWO||  2022-2023


Hoofdstuk 6
Markten


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
3 VWO||  2022-2023


Hoofdstuk 6
Markten


Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Herhalen
  • Lesdoelen
  • Theorie opgave 6.29 t/m 6.34
  • Huiswerk
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Vraag en aanbod
Vraag naar producten ↓ = prijs ↓

Vraag naar producten ↑ = prijs ↑

Aanbod van producten ↓ = prijs ↑

Aanbod van producten ↑ = prijs ↓



Kruisen de vraag en aanbodlijn elkaar, dan kan je de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid aflezen

Slide 3 - Tekstslide

Vraag is ook afhankelijk van.....
De betalingsbereidheid:
Niet alles is voor iedereen evenveel waard.
Wat een persoon voor een product of dienst wil betalen noemen we zijn of haar betalingsbereidheid.

Slide 4 - Tekstslide

Welk getal vul ik voor Qv in om de maximale betalingsbereidheid te berekenen
A
10
B
0,1
C
0
D
1

Slide 5 - Quizvraag

De maximale betalingsbereidheid
Bij de vraag van 0  willen mensen het product niet meer kopen
Qv = 0
Stel ik heb de formule Qv = -20P+600
1. Qv vervang ik dan voor 0 en ik wil de P aan de andere kant overhouden
2. 0 = -20P + 600 
3. - 600 aan de rechterzijde, dus ook aan de linkerzijde
4. -600 = -20P
5. -600 : -20 = 30.  P = dus 30 bij een vraag van 0`
6. 30 euro is dus de maximale betalingsbereidheid 

Slide 6 - Tekstslide

Uit welke drie groepen bestond de beroepsbevolking?

Slide 7 - Open vraag

Aanbod van arbeid
Beroepsbevolking/aanbod van arbeid




Werkende zelfstandigen
Werknemers (loondienst)
Werklozen die werk zoeken

Slide 8 - Tekstslide

Arbeidsmarkt
Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.

Slide 9 - Tekstslide

6.26 samen doen (blz. 85)

Slide 10 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit

Slide 12 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling (specialisatie)
  • Scholing
  • Prestatiebeloning
Arbeidsproductiviteit = totale productie in een periode : het aantal werknemers

Slide 13 - Tekstslide

Een bedrijf dat IPhones produceert maakt gebruik van een 36 urige werkweek. De werknemers hebben 6 vakantieweken in een jaar.
Jaarlijks maken ze 56 miljoen IPhones.
Er zijn 2000 werknemers in dienst
Bereken de arbeidsproductiviteit per uur

Slide 14 - Open vraag

Een bedrijf dat IPhones produceert maakt gebruik van een 36 urige werkweek. De werknemers hebben 6 vakantieweken in een jaar.
Jaarlijks maken ze 56 miljoen IPhones.
Er zijn 2000 werknemers in dienst
Bereken de arbeidsproductiviteit per jaar.

Slide 15 - Open vraag

Aanbod van arbeid
Beroepsbevolking/aanbod van arbeid




Werkende zelfstandigen
Werknemers (loondienst)
Werklozen die werk zoeken

Slide 16 - Tekstslide

De beroepsbevolking bestaat uit 9,1 miljoen mensen. 307.000 mensen hebben op dat moment geen baan.
Bereken het werkloosheidspercentage op 1 decimaal nauwkeurig.

Slide 17 - Open vraag

Werkloosheidspercentage

                                  100%
________________________________________  x hoeveelheid werklozen
                       beroepsbevolking

--->Hoeveel % van de beroepsbevolking is werkloos

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen 
Na deze les kun je...
  • benoemen welke 5 groepen we rekenen tot flexwerkers
  • voor- en nadelen benoemen van flexwerken

Slide 19 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
is de productie(-waarde) per persoon in een bepaalde periode. 

Arbeidsproductiviteit = 
productie(-waarde) 
  werkgelegenheid
van alle gemaakte producten en diensten

Slide 20 - Tekstslide

In Nederland worden 10 miljoen mensen tot de werkgelegenheid
gerekend. De arbeidsproductiviteit per persoon is € 35.000.

Bereken de productiewaarde van Nederland
timer
2:00

Slide 21 - Open vraag

Uitleg
In Nederland worden 10 miljoen mensen tot de werkgelegenheid gerekend. De arbeidsproductiviteit per persoon is € 35.000.

Bereken de productiewaarde van Nederland

10.000.000 x € 35.000 = 350.000.000.000 = 350 miljard 

Slide 22 - Tekstslide

In Nederland is arbeidsproductiviteit per persoon is € 35.000. De
beroepsbevolking bedraagt 10 miljoen personen. 10% is werkloos.
Hoeveel moet de productiewaarde van Nederland stijgen zodat
er geen werkloosheid meer is.
Bereken de productiewaarde van Nederland
timer
3:00

Slide 23 - Open vraag

Uitleg
In Nederland is arbeidsproductiviteit per persoon is € 35.000. De
beroepsbevolking bedraagt 10 miljoen personen. 10% is werkloos.  Hoeveel moet de productiewaarde van Nederland stijgen zodat er geen werkloosheid meer is? 

stap 1: werkloos is 0,1 x 10.000.000 = 1.000.000
stap 2: benodigde stijging productiewaarde = 1.000.000 x € 35.000 = € 35.000.000.000 = 35 miljard

Slide 24 - Tekstslide

Flexwerkers
  • vaste contracten zonder vast aantal uren 
  • tijdelijke contracten
  • mensen die via een uitzendbureau werken
  • oproep- en invalkrachten 
  • ZZP'ers

Slide 25 - Tekstslide

Noem één voordeel en één nadeel van
flexwerken voor jou als persoon
timer
2:00

Slide 26 - Open vraag

Voor- en nadelen flexwerk
+ makkelijker te combineren met studie 
+ vrijheid
- geen zekerheid inkomen 

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Maken opdracht tot en met opdracht 6.34
Niet af? Huiswerk!




Slide 28 - Tekstslide

Uitleg 6.34 A
(nieuw - oud)/oud x 100% 

(5,2 - 5,6)/ 5,6 x 100% =  - 7,14% 

Slide 29 - Tekstslide

Uitleg 6.34 B
(nieuw - oud)/oud x 100% 

(1,8 - 1,5)/ 1,5 x 100% =  20% 

Slide 30 - Tekstslide

Welkom
3 HAVO ||  2020-2021


Hoofdstuk 6
Markten


Slide 31 - Tekstslide

Programma
  • Klassikaal rekenen 

Slide 32 - Tekstslide

Qa = 2,5P -200
P = 160
Wat is de aangeboden hoeveelheid?

Slide 33 - Open vraag

Qa = 2,5P -200
Qv = -1,25P + 925
Bereken de evenwichtsprijs

Slide 34 - Open vraag

Qa = 2,5P -200
Qv = -1,25P + 925
Evenwichtsprijs =300
Bereken de evenwichtshoeveelheid

Slide 35 - Open vraag

Je hebt nu de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid berekend.
Bereken de totale omzet bij de evenwichtssituatie

Slide 36 - Open vraag

Qv = -1,25P + 925
Bereken de maximale betalingsbereidheid

Slide 37 - Open vraag

Welkom
3 HAVO ||  2020-2021


Hoofdstuk 6
Markten


Slide 38 - Tekstslide

Programma
  • Hoe herken ik wat ik moet uitrekenen?
  • Breakout Rooms

Slide 39 - Tekstslide

Een aantal dingen die je MOET weten....
Qa = Hoeveelheid aanbod. Q=quantity , a = aanbod
Qv = Hoeveelheid vraag. Q=quantity, v = vraag
P = Prijs

Slide 40 - Tekstslide

Qa = 2,5P -200
Qv = -1,25P + 925
Bereken de evenwichtsprijs

Slide 41 - Open vraag

Evenwichtsprijs
Wordt er gevraagd naar een evenwichtsprijs
Dan reken je altijd Qa=Qv

Wordt er gevraagd naar een evenwichtshoeveelheid 
Dan vul je altijd de evenwichtsprijs in de Qa en de Qv formule

Slide 42 - Tekstslide

Qa = 2,5P -200
Qv = -1,25P + 925
Evenwichtsprijs =300
Bereken de evenwichtshoeveelheid

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Tekstslide

Vraag is ook afhankelijk van.....
De betalingsbereidheid:
Niet alles is voor iedereen evenveel waard.
Wat een persoon voor een product of dienst wil betalen noemen we zijn of haar betalingsbereidheid.

Slide 45 - Tekstslide

Welk getal vul ik voor Qv in om de maximale betalingsbereidheid te berekenen
A
10
B
0,1
C
0
D
1

Slide 46 - Quizvraag

Maximale betalingsbereidheid
Heeft altijd te maken met de Qv formule

Voor de Qv vul je dan altijd 0 in

Slide 47 - Tekstslide

Qv = -1,25P + 925
Bereken de maximale betalingsbereidheid

Slide 48 - Open vraag