Toets Ecologie klas 2 VMBO

Oefentoets Evolutie/Ecologie 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Evolutie/Ecologie 

Slide 1 - Tekstslide

A. Juist/Onjuist
Hierna volgen 15 juist/onjuist vragen. 
Geef bij elke vraag aan of de bewering juist of onjuist is.

Slide 2 - Tekstslide

1. Een regenbui is een
abiotische factor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

2. Afvaleters behoren tot de
reducenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

3. Bij landdieren zijn er meer soorten met een gestroomlijnde lichaamsvorm dan bij waterdieren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

5. Populaties maken deel uit van een ecosysteem.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

4. Zangvogels die zaden eten,
hebben meestal een
kegelsnavel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

6. Voorjaarsbloeiers in een
loofbos zijn meestal
schaduwplanten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

7. Een edelhert behoort
tot de consumenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

8. De egel uit de
afbeelding is een
zoolganger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

9. Een roodborstje bouwt een nest in een boom. Voor een roodborstje is nestgelegenheid een biotische factor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

10. Roodborstjes vormen
samen met hun voedsel,
rupsen, een populatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

11. Een alleseter is een dier dat alle soorten planten in zijn gebied eet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

12. Bacteriën en schimmels zijn
reducenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

14. Cactussen hebben stekels.
Zij zijn daardoor aangepast
aan een droog milieu.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

13. De tweede schakel in een
voedselketen kan een
plantensoort zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

15. Het dier op de afbeelding kan
zich goed verplaatsen op een
zachte ondergrond.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

B. Meerkeuze vragen
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen.
 Lees de tekst en bekijk afbeelding 3. Deze tekst en afbeelding horen bij vraag 16 tot en met 18.  
Elke vraag is goed voor 2 punten.

Slide 18 - Tekstslide

Een Surinaamse klas is op excursie naar een zoetwaterplas. De leerlingen kijken wat er allemaal leeft in de plas en wie van wie leeft.
In de afbeelding  zijn enkele voedselrelaties schematisch weergegeven. Drie schakels, 1, 2 en 3, zijn in de afbeelding niet ingevuld.

Slide 19 - Tekstslide

16. Welk van de
volgende dieren
kan in schakel 3
thuishoren?
A
Een garnaal.
B
Een kaaimankrokodil.
C
Een waterkever.

Slide 20 - Quizvraag

17. Kikkervisjes eten alleen
de organismen die in
schakel 1 thuishoren.

Tot welke groep horen kikkervisjes
dus?
A
Tot de alleseters.
B
Tot de vleeseters.
C
Tot de planteneters.

Slide 21 - Quizvraag

18. Volgens Edsilia zijn de
organismen in schakel 1
planten.
Volgens Ronny kunnen
de pakro’s vleeseters zijn.

Wie heeft, of wie hebben gelijk?

A
Zowel Edsilia als Ronny.
B
Alleen Ronny.
C
Alleen Edsilia.
D
Geen van beiden

Slide 22 - Quizvraag

19. Bekijk de afbeelding.
Welk organisme op de
afbeelding is een
producent?
A
Het konijn.
B
De paardenbloem
C
De wezel

Slide 23 - Quizvraag

20. Vier leerlingen noemen een voorbeeld van een ecosysteem.
Leerling 1: alle abiotische factoren in een bepaald heidegebied.
Leerling 2: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de planten
Leerling 3: alle eekhoorns in een loofbos, in samenhang met de bomen.
Leerling 4: alle organismen die in een bepaald meertje leven, in samenhang met de abiotische factoren.
Welke leerling geeft een juist voorbeeld van een ecosysteem?
A
Leerling 1
B
Leerling 2
C
Leerling 3
D
Leerling 4

Slide 24 - Quizvraag

21 Op de afbeelding zijn vier
poten van vogels getekend.

Welke poot is afkomstig van
een loopvogel?
A
Poot 1
B
Poot 2
C
Poot 3
D
Poot 4

Slide 25 - Quizvraag

22. Hoe wordt de verzameling van
alle organismen in een vijver
genoemd?
A
Een levensgemeenschap.
B
Een ecosysteem.
C
Een populatie.

Slide 26 - Quizvraag

23. Welke van de volgende groepen organismen is een voorbeeld van een populatie?
A
Alle insecten in een bos.
B
De begroeiing op een heideveld.
C
Een paard met een veulen in een weiland.
D
Alle madeliefjes in een weiland.

Slide 27 - Quizvraag

C. Open vragen
Hierna volgen open vragen.
Vul je antwoord zo volledig mogelijk in.
Elke open vraag is 4 punten waard.

Slide 28 - Tekstslide

Deze tekst en afbeelding horen bij vraag 24 en 25. 
De impala leeft in Afrika in gebieden met grasland en acaciabomen.
 Impala’s leven in groepen die bestaan uit een mannetje met vrouwtjes en jongen. 
Ze eten planten zoals bladeren van acacia’s en gras. 
Ze moeten voortdurend 
opletten omdat ze een prooi
zijn voor bijvoorbeeld 
leeuwen en luipaarden. 


Slide 29 - Tekstslide

24. In de tekst worden verschillende organismen genoemd die deel uitmaken van een voedselweb. Dit voedselweb bestaat uit een aantal voedselketens.

Schrijf een voedselketen op met drie organismen die in de tekst worden genoemd.

Slide 30 - Open vraag

25. De impala is een hoefdier. Kijk nog eens naar de hoef.
Dieren met zulke hoeven zijn, wat betreft hun voortbeweging,
aangepast aan een harde ondergrond.
Leg uit dat dieren met zulke hoeven zich beter kunnen
voortbewegen op een harde bodem dan op een moerassige bodem.

Slide 31 - Open vraag

26. In de afbeelding zie je twee briefjes
met zinnen over de boa constrictor.
Schrijf van beide briefjes op of de zinnen
gaan over een populatie of een
levensgemeenschap. Leg je antwoord uit.

Slide 32 - Open vraag

27. In de afbeelding zie je vier schema’s.
Noteer achter de letters die bij de vier schema’s staan hoe de populatiegrootte van boa’s en de populatiegrootte van vogels elkaar beïnvloeden. Kies uit de volgende mogelijkheden:
– evenwicht tussen boa’s en vogels; – weinig boa’s, toename vogels;
– weinig vogels, afname boa’s. (1 antwoord mag je 2x gebruiken) 
HET ANTWOORD FORMULIER KOMT NA DEZE PAGINA....

Slide 33 - Tekstslide

27. Kies uit: evenwicht tussen boa’s en vogels; weinig boa’s, toename vogels;
weinig vogels, afname boa’s. (1 antwoord mag je 2x gebruiken)

Slide 34 - Open vraag

28. In het natuurgebied de Oostvaardersplassen leven veel
edelherten en runderen. Stel dat men wolven invoert om
het aantal edelherten en runderen te verminderen.
Welk effect heeft het invoeren van wolven op de
plantengroei in de Oostvaardersplassen?

Slide 35 - Open vraag

Einde van de toets
Druk op 'lever in' om de toets af te sluiten en in te leveren!

NB: In de APP druk je eerst op het kruisje en daarna op 'lever in'

Slide 36 - Tekstslide

In deze tekening zie je een tapir met haar jong.Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.

A
ja
B
nee

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide