Tijdens de toets kun je:
- beschrijven wat figuurlijk taalgebruik is;
- figuurlijke taalgebruik in een (luister)tekst herkennen;
- het onderscheid tussen een feit en een mening beschrijven;
- in een (luister)tekst de feiten en de meningen herkennen;
- van feiten en meningen in een (luister)tekst uitleggen waarom het een feit of mening is;
- uitleggen waarom je een bericht nepnieuws vindt of niet.