Medicatie les 2

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 3

Medicatie les 2

Als verzorgende IG ben je verantwoordelijk voor de medicatie

1. waar
2. niet waar

Medicatie geven is gekoppeld aan vaste tijden

1. waar
2. niet waar

Een cliënt heeft veel pijn. Hij krijgt standaard 4 keer daags pijnstilling.
Wat doe jij?

1. Ik geef extra pijnmedicatie.
2. Ik bel de dokter.
3. Ik vraag waar hij pijn heeft.
4. antwoord B en C

Zo nodig medicatie mag je altijd geven

1. waar
2. niet waar

Paracetamol 1000 mg mag 4 keer daags gegeven worden.

1. dit is waar
2. alleen als er geen risico's zijn
3. als dit op de medicijnlijst staat
4. dat mag niet

op een flesje met een medicijn staat: "schudden voor gebruik"
het medicijn is

1. een suspensie
2. een oplossing
3. een zuivere stof
4. een residu

Het sublinguaal toedienen van een medicijn betekent dat het medicijn:

1. Via het rectum wordt toegediend
2. Onder de tong wordt toegediend
3. Via een injectie wordt toegediend
4. Via de huid wordt toegediend

Het cutaan toedienen van een medicijn betekent dat het medicijn:

1. Via het rectum wordt toegediend
2. Onder de tong wordt toegediend
3. Via een injectie wordt toegediend
4. Via de huid wordt toegediend

Waar denk jij aan als een cli:ent medicijnen krijgt die eindigen op 'pam'

1. zijn plaspillen
2. is er kans op valgevaar
3. zorgen voor stolling
4. zijn maagmedicijnen

Een medicijn kan een ......

1. Genezende werking hebben
2. Verschijnselen verminderen
3. Preventieve werking hebben
4. Alle antwoorden zijn juist

Een generieke naam van een medicijn...

1. is de merknaam van de fabrikant
2. geeft aan wat de werkzame stof is
3. is een groepsnaam voor bepaald medicijn

Een tablet oraal innemen
noemen we

1. enterale toediening
2. parenterale toediening

Welk medicijn bij COPD geef je als eerste?

1. slijmoplosser
2. ontstekingsremmer
3. luchtwegverwijder

Welke medicijnen gebruikt jouw cliënt?