Kern bijvoeglijk naamwoorden

Kern bijvoeglijk naamwoorden
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kern bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Programma van de les



  • Het bijvoeglijk naamwoord

  • Mensen kunnen niet zonder verhalen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Voorkennis activeren:

1. Wat is de overtreffende trap van logisch?
2. Geef de stellende trap van klein?
3. Geef de vergrotende trap van mooi.
4. Wat is de verbogen vorm van goed?
5. Wat is de onverbogen vorm van kleine?

Slide 13 - Tekstslide

Geef de vergrotende en overtreffende trap van...
luxe
A
luxer, meest luxe
B
luxer, luxest
C
meer luxe, meest luxe
D
meer luxe, luxest

Slide 14 - Quizvraag

Geef de vergrotende en overtreffende trap van...
schor
A
schorser, schorst
B
schorder, schorst
C
schorder, meest schor
D
schorser, meest schor

Slide 15 - Quizvraag

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
Het verlate feest
B
Het verlaatte feest

Slide 16 - Quizvraag

De (nylon) panty
A
nylonnen
B
nylon

Slide 17 - Quizvraag

Het verbreedde / verbrede pad is mooi geworden.

A
verbreedde (pvvt)
B
verbrede (bvd)

Slide 18 - Quizvraag

een ... shirt
A
polyester
B
polyesteren
C
polyestere

Slide 19 - Quizvraag

een ... (aluminium) plaat
A
aluminium
B
aluminiumen
C
aluminiume
D
aluminiumse

Slide 20 - Quizvraag

Na het sporten gooit hij zijn.... kleding meteen in de wasmachine
A
zwetende
B
gezwete
C
bezwete
D
bezweten

Slide 21 - Quizvraag

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(verknippen) De ... broek
A
verknipte
B
verknipten
C
verkniptte
D
verknipt

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de overtreffende trap van logisch?
A
logischt
B
meest logisch

Slide 23 - Quizvraag

Ik ben gered, de ... vrouw.
A
gerede
B
geredde
C
geredden

Slide 24 - Quizvraag

De (besteden, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) tijd
A
besteedde
B
besteede
C
bestede

Slide 25 - Quizvraag

De (vergroten, voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord) foto ...
A
vergrote
B
vergroote
C
vergrootte

Slide 26 - Quizvraag


De overtreffende trap van weinig is
A
weinig
B
weiniger
C
weinigen
D
minst

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de vergrotende trap van graag
A
grager
B
liever
C
liefste
D
liefst

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de vergrotende trap van 'duur'?
A
duur
B
duurder
C
duurer

Slide 29 - Quizvraag

De vergrotende trap van 'klein' is 'kleiner'.
Wat is de vergrotende trap van 'veel'?
A
veler
B
meest
C
veelst
D
meer

Slide 30 - Quizvraag


Wat is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 31 - Open vraag

Vul de overtreffende trap van zuur in.
A
zuurst
B
zuurdest
C
zuurder
D
zuur

Slide 32 - Quizvraag

Wat is juist?
A
chic - chiccer - chicst
B
chic - chicer - chicst
C
chic - chiquer - chiquest
D
chic - chiquer - chicst

Slide 33 - Quizvraag

Wat valt je op aan het bijvoeglijk naamwoord 'mooi' in onderstaande voorbeelden?

een mooi meisje - een mooie jongen
het mooie meisje- de mooie jongen
A
Meestal schrijf je een bijvoeglijk naamwoord met een e aan het eind
B
Als je bij een onzijdig woord het lidwoord 'een' gebruikt valt de eind -e weg.
C
Er valt mij niks op.
D
Ik zie een verschil, maar ik weet niet waarom.

Slide 34 - Quizvraag

de ... (serieus) vraag
A
serieus
B
serieuse
C
serieuze
D
serieuzen

Slide 35 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Nu kunnen jullie zelf aan de slag met het bijvoeglijk naamwoord.

Maak oefening 1 t/m 10 (blz. 110-11 oefenboek). Gebruik blz. 178-179 van het handboek.
 



Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak oefening 1 t/m 7 op blz. 26 van het oefenboek. Gebruik blz. 12 en 13 van het handboek.

Slide 37 - Tekstslide