Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Bijvoeglijk Naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord iets over een zelfstandig naamwoord.

verbogen (lange) vorm: mooie, dikke, rare, gekke, rode

Deze staat voor een zelfstandig naamwoord. 

onverbogen (korte) vorm: mooi, dik, raar, gek, rood

Deze staat achter een zelfstandig naamwoord of als je je bij het-woorden het onbepaald lidwoord (een) of geen lidwoord gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden:
Verbogen: Het goede idee

Onverbogen : 
Het idee is goed.
of
Goed idee!

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis ophalen:
Wat is ook alweer een voltooid deelwoord?

Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Begint met:
ge-
be-
ver-
ont-
Geeft aan dat iets al gebeurd is.

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Je kunt een voltooid deelwoord ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
1. Het meisje is vorige week ontvoerd.
2. Het ontvoerde meisje.

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk schrijf je in principe zo KORT mogelijk.
Alleen als de UITSPRAAK niet klopt, dan moet je twee medeklinkers gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld:
Het geredde meisje.

Slide 7 - Tekstslide

Waar gaat het vaak mis?
Veel mensen halen de regels voor de persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord door elkaar. Daar komen we op terug als we de werkwoordspelling behandelen.

Slide 8 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Geven aan waarvan iets gemaakt is:
hout, ijzer, plastic, goud, zilver, papier
Meestal eindigen deze op -en
Het papieren vliegtuig 
Let op uitzonderingen (vaak bij leenwoorden):
De plastic emmer
Een polyester broek

Slide 9 - Tekstslide

Trappen van vergelijking
Stellende trap: mooi
Vergrotende trap: mooier
Overtreffende trap: mooist

Zie blz. 179 van je handboek voor uitgebreide uitleg, uitzonderingen en voorbeelden.

Slide 10 - Tekstslide

Er is één woord dat geen overtreffende trap heeft:
Ik ben enig kind. 

Enig is namelijk een absoluut begrip. Dat wil zeggen: eniger dan enig kan niet, en de overtreffende trap enigst kan dus ook niet.

Slide 11 - Tekstslide

Bij vraag 8 op blz. 119
Bedenk vijf Suske en Wiske-titels.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide